Onlineles Klas 3E 17 febr

Kapitel 3 Unterwegs
Zu tun
Wiederholen Wörter 
Text Seite 102 besprechen
Hören Seite 112
Übung Seite 113 besprechen
Hausaufgaben


1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Kapitel 3 Unterwegs
Zu tun
Wiederholen Wörter 
Text Seite 102 besprechen
Hören Seite 112
Übung Seite 113 besprechen
Hausaufgaben


Slide 1 - Tekstslide

der Stadtplan

Slide 2 - Open vraag

der Kreisverkehr (Kreis=cirkel)

Slide 3 - Open vraag

das Schiff

Slide 4 - Open vraag

die Straßenbahn (Bahn die über die Straße geht)

Slide 5 - Open vraag

überqueren (quer = dwars)

Slide 6 - Open vraag

umsteigen

Slide 7 - Open vraag

nächste

Slide 8 - Open vraag

Rad fahren

Slide 9 - Open vraag

brauchen

Slide 10 - Open vraag

gebrauchen

Slide 11 - Open vraag

wissen

Slide 12 - Open vraag

das Gleis

Slide 13 - Open vraag

Gern geschehen

Slide 14 - Open vraag

fahren

Slide 15 - Open vraag

geradeaus

Slide 16 - Open vraag

Seite 102 Text Städtereisen für Jugendliche
Welche Stadt hast du mal besucht? Was fandst du schön?
Welche Stadt willst du noch gerne besuchen?

Fragen und Antworten vom Text Seite 107 durchnehmen

Slide 17 - Tekstslide

Seite 102/103: Wichtige Wörter im Text
Thomas: zu dritt, zu viert, enz. :zijn drieën, vieren, enz
Kalanor: auf jeden Fall, nicht nur... sondern (auch)
                   in ieder geval, niet alleen... maar (ook)
Trishaa: entweder ... oder, vielleicht
                  of.... of...                    misschien
Zargon: gut drauf sein: een goed humeur hebben 
Maritt17: in der Nähe der/dem/den: in de buurt van   
Bashi B: zwar, dennoch, fertig, unfertig, verpassen
                 weliswaar, desondanks, klaar, niet af, missen

                                        

Slide 18 - Tekstslide

Hören Seite 112 Aufgabe 28
Wir hören ein Gespräch. 
Wer möchte wohin und wie kommt man dorthin?
Mach Linien in deinem Buch

Slide 19 - Tekstslide

Seite 113 Sprachmittel unterwegs gramm
Vragen beginnen met een vraagwoord. 
In het Duits, Nederlands en Engels beginnen ze allemaal met een w
Ken je ze nog? We doen ze even mondeling.
Wer  Wie Was  Wann  Warum Wo woher wohin
INFO
Als je ergens naartoe gaat:
naar een persoon: zu: Ich gehe zu meiner Oma
naar een bekend gebouw: zu: Gehst du zum Bahnhof?
naar een stad of land: nach: wir fahren nach Deutschland

Slide 20 - Tekstslide

Hausaufgaben für den 1. März
- lernen Wörter Seite 128 N-D
- lernen Seite 129 A Vetgedrukte woorden leren D-N 
   Zinnetjes mondeling kunnen vertalen. 
   Opgezochte woorden kun je onderaan de blz zetten 
- Vertaal de zinnen van opdracht 32. Zet ze neer als vraag en
   antwoord

Slide 21 - Tekstslide