300 n.C.
Keizer Constantijn regeert het Romeinse rijk
Hij gelooft in Jezus Christus
Hij vindt dat iedereen zelf mag weten hoe en wat ze geloven = godsdienstvrijheid.
400 n.C.
Keizer Theodosius vindt het Christendom
het belangrijkst.
Het Jodendom mag ook, maar alle andere
godsdiensten niet