2M Present Simple-2

Present Simple


Aan het einde van de les kun je:
  • de Present Simple herkennen
  • de Present Simple gebruiken
  • de Present Simple toepassen
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1-4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Present Simple


Aan het einde van de les kun je:
  • de Present Simple herkennen
  • de Present Simple gebruiken
  • de Present Simple toepassen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple
Feiten
The sun rises in the east.

Gewoontes
I drink coffee in the morning.

Schema
The bus leaves at 8 o'clock.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple
Gebruik je bij: feiten, gewoontes en dingen die volgens een schema gebeuren

Vaak staan er woorden in de zin als: 
always, never, sometimes, often, every

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple
I / you / we / they
he / she / it
+
 ww
onderwerp ww+s
-
 don't ww
onderwerp doesn't ww
?
Do onderwerp ww
Does onderwerp ww

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple
Ik
I
walk
Hij
He
walks
Zij (vrouw)
She
walks
Het
It
walks
Wij
We
walk
Zij (meervoud)
They
walk
Jij/jullie
You
walk

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple: To Be
+
I am
You are
He is
-
I am not
We are not
She is not
?
Am I
Are they
Is it?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let op!
Have                                 
Cry                                           Woorden die eindigen op medeklinker+y
Fly
Crash                                      Woorden die eindigen op een s-klank
Go                                             Woorden die eindigen op een -o
Do

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present simple:
Welke zin is correct?
A
I doesn't walk to school.
B
The dog doesn't walks to school.
C
She don't walks to school.
D
He doesn't walk to school.

Slide 8 - Quizvraag

Present simple:
Rule Example
 Je gebruikt de tegenwoordige tijd (present simple)
als je het over het volgende hebt:
• feiten Water boils at 100 degrees.
• gewoontes I usually get up at 6.30.
• toekomst als je een rooster/tijdschema/programma hebt ;The train leaves at 7.30.
• levendig beschrijving/dramatisch effect;
In 1099 William conquers England
Altijd hele werkwoord behalve SHIT: +S
I walk -> He walks

Present simple:
Welke zin is present simple?
A
I am walking to school.
B
They walked to school.
C
We have walked to school.
D
He always walks to school.

Slide 9 - Quizvraag

Present simple:
Rule Example
 Je gebruikt de tegenwoordige tijd (present simple)
als je het over het volgende hebt:
• feiten Water boils at 100 degrees.
• gewoontes I usually get up at 6.30.
• toekomst als je een rooster/tijdschema/programma hebt ;The train leaves at 7.30.
• levendig beschrijving/dramatisch effect;
In 1099 William conquers England
Altijd hele werkwoord behalve SHIT: +S
I walk -> He walks

Present simple:
Welke zin is correct?
A
Does she plays soccer?
B
Do the teacher pay soccer?
C
Do they play soccer?
D
Does I play soccer?

Slide 10 - Quizvraag

Present simple:
Rule Example
 Je gebruikt de tegenwoordige tijd (present simple)
als je het over het volgende hebt:
• feiten Water boils at 100 degrees.
• gewoontes I usually get up at 6.30.
• toekomst als je een rooster/tijdschema/programma hebt ;The train leaves at 7.30.
• levendig beschrijving/dramatisch effect;
In 1099 William conquers England
Altijd hele werkwoord behalve SHIT: +S
I walk -> He walks

Present Simple
I


I/you/we/they

he/she/it


are
has
is
have
walk
am
laughs
'm

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

1. I like scary movies. 
2. He is walking the dog.
3. We danced all night .
4. She plays the piano. 
5. They are my parents. 
Present Simple
Niet de Present Simple
1. 
2.
3.
4
5.

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

We ___________ at 08:30 sharp!
Future Present Simple: Werkwoord tegenwoordige tijd
starts
start
starting

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

She always ___________ in the shower.
Future Present Simple: Werkwoord tegenwoordige tijd
Tekst
sings
singing
sing

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple:
(+) They .. (visit) us often.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple:
(-) They ... (not work) for us.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple:
(-) She ... ( not wash) the dishes every evening.

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple:
(?) ... he ... (draw) well?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple:
(?) ... you ... (watch) movies?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

He ... a helmet while he is skating.
A
wear never
B
never wear
C
wears never
D
never wears

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

My shoes ... with my outfit.
A
always match
B
always matches
C
match always
D
matches always

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De Present Simple gebruik je...
A
bij iets wat je aan het doen bent
B
bij iets wat je nooit doet
C
bij iets wat je vaak doet
D
bij iets wat je later gaat doen

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We ... waking up early.
A
liken't
B
dont like
C
don't like
D
do not like

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

... at school?
A
You're
B
Are you
C
You be
D
You are

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

My dad always ... (to cook) on Tuesdays

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

... (your sisters - to like) gaming?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

I ... (not like) chocolate that much.

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

She ... (not - to work) at a supermarket.

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een vragende zin waarin je de Present Simple gebruikt

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een negatieve zin waarin je de Present Simple gebruikt

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Voor mij is de Present Simple nu...
Helemaal duidelijk!
Nog niet helemaal duidelijk.
Helemaal niet duidelijk.

Slide 31 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Good Job!

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies