de vlakke figuren en hun namen vind je in het stroomdiagram op blz 12 en 13 van je boek. in de vlakke figuren staan ook een aantal eigenschappen aangegeven.
Slide 4 - Tekstslide
1.2 hoeken berekenen in een driehoek:
de hoeken van een driehoek zijn samen 180 graden
weet je van een driehoek hoe groot 2 hoeken zijn, dan kun je de derde hoek berekenen. 180-de 2 hoeken die je weet.
bij gelijkzijdige driehoeken gebruik je ook het gegeven dat er symmetrie is, dus dat sommige hoeken even groot zijn.
Slide 5 - Tekstslide
1.3 driehoeken tekenen:
bij het tekenen van een driehoek maak je eerst een schets en bekijk je de gegevens.
daarna gebruik je één van de volgende methodes om een driehoek te tekenen.
Slide 6 - Tekstslide
1.4 vierhoeken:
eigenschappen parallellogram:
draaisymmetrisch
overstaande zijden evenwijdig
overstaande zijden even lang
overstaande hoeken even groot
diagonalen delen elkaar middendoor.
Slide 7 - Tekstslide
1.4 vierhoeken:
eigenschappen ruit:
een ruit heeft alle eigenschappen van een parallellogram en ook nog:
alle zijden even lang
twee symmetrieassen
diagonalen loodrecht op elkaar
Slide 8 - Tekstslide
1.4 vierhoeken:
eigenschappen vlieger:
precies één symmetrieas
diagonalen loodrecht op elkaar
twee paar zijden even lang
twee hoeken even groot
twee hoeken worden door symmetrieas doormidden gedeeld