In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
H6 §5
Werk voor de overheid.
§5: Sociale zekerheid voor jongeren
Slide 1 - Tekstslide
Vandaag:
Lesdoel
Uitleg
Aan de slag
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoel
Aan het einde van deze les kunnen jullie uitleggen:
hoe de sociale zekerheid is geregeld bij ziekte en werkloosheid.
Slide 3 - Tekstslide
Kinderbijslag
Ouders zijn verantwoordelijk voor de zorg van hun kinderen tot 21 jaar.
Overheid steunt de ouders door geld te geven.
Tot 18 jaar krijgen ouders kinderbijslag voor kinderen.
Dit is geregeld in de AKW: algemene kinderbijslagwet.
Slide 4 - Tekstslide
Hannah heeft drie kinderen: Tim 11 jaar, Ella 18 jaar en Bas 20 jaar. Hannah krijgt kinderbijslag voor Tim. Bekijk de afbeelding. Hoeveel kinderbijslag krijgt Hannah in 2019 per kwartaal?
Slide 5 - Open vraag
Zelf maken
Maak vraag 1 t/m 6 in je boek
Maak opdracht 1 in je laptop
jullie krijgen 5 minuten
Slide 6 - Tekstslide
Studie
Als mbo-student krijg je een basisbeurs.
Op het HBO en op de universiteit kan je een lening aanvragen.
Ook krijgen alle studenten een ov-chipkaart.
Een aanvullende beurs aanvragen is mogelijk als je ouders een lager inkomen hebben.
Slide 7 - Tekstslide
Vind jij het terecht dat je moet lenen om te kunnen studeren? Leg je antwoord uit
Slide 8 - Open vraag
Zelf maken
Maak vraag 7 t/m 12 in je boek
Maak opdracht 2 in je laptop
jullie krijgen 5 minuten
Slide 9 - Tekstslide
Werkloosheid en THUISwonend
Werkloze jongeren die nog bij hun ouders wonen krijgen tot 21 jaar geen uitkering.
Na 21 jaar krijgen ze bijstand onder bepaalde voorwaarden.
Uitkering is laag zolang ze nog thuis wonen.
Slide 10 - Tekstslide
Bas woont nog thuis. Hij is werkloos. Werkloze jongeren die bij hun ouders wonen, krijgen tot 21 jaar geen uitkering. Daarna kunnen ze bijstand krijgen als ze aan de voorwaarden voldoen. Die uitkering is laag zolang ze nog thuis wonen. Bas is voor zijn levensonderhoud afhankelijk van het inkomen van zijn moeder Hannah. Hij krijgt niet veel zakgeld, dus zoekt hij heel actief naar werk. Maar het is moeilijk om een baan te krijgen. Wat is de situatie van Bas?
A
Hij heeft een baan
B
Hij is werkloos en zoekt een baan.
C
Hij is werkloos en zoekt niet naar een baan.
D
Hij heeft een baan en zoekt ander werk.
Slide 11 - Quizvraag
Zelf maken
Maak vraag 13 t/m 17 in je boek
Maak opdracht 3 in je laptop
jullie krijgen 5 minuten
Slide 12 - Tekstslide
Werkloosheid en UITwonend
Woon je zelfstandig en ben je werkloos?
Kan je een uitkering vragen.
Je moet daarbij aanwijzingen van UWV of gemeente opvolgen.
Een aangeboden baan mag je dan niet weigeren en moet je een studie doen wanneer hierom gevraagd wordt.
Slide 13 - Tekstslide
Zelf maken
Maak vraag 18 t/m 22 in je boek
Maak opdracht 4 in je laptop
jullie krijgen 5 minuten
Slide 14 - Tekstslide
Arbeidsongeschikt en jong
Ben je als jonger persoon volledig arbeidsongeschikt krijg je een uitkering
Dat is de wajong, deze is 75% van het minimumloon.
Ben je gedeeltelijk arbeidsongeschikt dan moet je proberen werk te krijgen.
Slide 15 - Tekstslide
Stel dat Roel voor 50% arbeidsongeschikt is en dat hij geen baan heeft. Voor welke uitkering komt hij dan in aanmerking? Hij komt dan in aanmerking voor een:
Slide 16 - Open vraag
Zelf maken
Maak vraag 23 t/m 26 in je boek
Maak opdracht 5 in je laptop
jullie krijgen 5 minuten
Slide 17 - Tekstslide
Actieven en niet-actieven
Actieven: mensen die werk en inkomen hebben.
De actieven betalen belasting en sociale premies.
Van dit geld worden de uitkeringen betaald aan de niet-actieven.
Dit zijn de mensen die uitkering als voornaamste inkomstenbron hebben.
We kunnen beter veel actieven hebben en weinig niet-actieven.
Slide 18 - Tekstslide
Waarom zijn de uitkeringen beter betaalbaar met meer actieven?
Slide 19 - Open vraag
Zelf maken
Maak vraag 27 t/m 31 in je boek
Maak opdracht 6 in je laptop
jullie krijgen 5 minuten
Slide 20 - Tekstslide
Rekentrainer
Deel van een geheel rekenen in procenten? Wat / waarvan x 100
Verandering in %? (nieuw – oud) / oud x 100
in euros aan de hand van een percentage? Bedrag / 100 x percentage
Wajong: 75% van minimumloon.
Minimumloon €1.200.
Wat is de wajong? 1200/100*75= €900
Slide 21 - Tekstslide
Aan de slag!
Ga aan de slag met H6 §5
Zorg dat je ook de rekentrainer maakt.
Klaar? Maak versterk jezelf.
Je werkt voor jezelf.
Je mag een rekenmachine gebruiken (geen telefoon).