W: je leest het verhaal en beantwoordt de drie vragen.
H: dit doe je individueel.
H: als je een vraag hebt, steek je je hand op.
T: je hebt hier zeven minuten de tijd voor.
U: je hebt antwoorden kunnen geven op de drie vragen.
K: als jullie alle drie klaar zijn, ga je de vragen met elkaar nakijken.
De antwoorden staan op jullie kladbriefje.