1. Ik (worden)……………………….moe van al dat harde werken
2. (worden)…………………………..jij jarig in de vakantie ?
3. De musicus (worden)………………. door het publiek begroet.
4. Wat (worden) ……………………je zus als ze later groot is?
5. De drie gevangen spinnen (worden)…………………..weer vrijgelaten.
6. Vader (braden)…………………………………een worst in de frituurpan.
7. De nieuwe fiets van Pijke ( rijden)……………………………erg hard.
8. Je (proeven)…………………….. de taart die Meike gebakken heeft.
9. (Vinden)………………………jullie de taart ook zo lekker?
10. (Blozen) ……………………je omdat je verliefd bent op dat meisje?
11. Ik (durven)………………………….. haar niet aan te kijken.
12. Gemma (schrijven)…………………………… een brief aan Vita.
13. Robert (beantwoorden)……………………… een brief van zijn oom.
14. De geiten(grazen)……………………………in de wei.
15. Vincent (spelden)…………………….de bek van de sokpop dicht