Paragraaf 2.6 Formules maken bij tabellen

Het doel van deze les is:

  • Uitleg paragraaf 2.6
  • Leerdoel: Ik kan formules maken bij tabellen
  • Na deze les kan je formules opstellen gebaseerd op tabellen
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Het doel van deze les is:

  • Uitleg paragraaf 2.6
  • Leerdoel: Ik kan formules maken bij tabellen
  • Na deze les kan je formules opstellen gebaseerd op tabellen

Slide 1 - Tekstslide

Opgave 68 blz 104
Kevin berekent zijn inkomsten met de formule
inkomsten in € = 20 + 5t. Hierbij is t: tijd in uren.
Vul t = 4 in en bereken de inkomsten.

Slide 2 - Open vraag

Opgave 68 blz 104
Kevin berekent zijn inkomsten met de formule
inkomsten in € = 20 + 5t. Hierbij is t: tijd in uren.
Vul t = 7 in en bereken de inkomsten.

Slide 3 - Open vraag

Theorie 
Stel we hebben de formule: inkomsten in € = 15 + 7,50t 

In de formule kun je voor t steeds een ander getal invullen.
Je krijgt hierdoor steeds een ander bedrag voor inkomsten in €.
Daarom noemen zowel de Inkomsten in € als de letter t de variabelen van de formule. Variabel betekent ‘steeds anders’.

Slide 4 - Tekstslide

Formule maken bij een tabel
Bij een tabel met regelmaat kun je een formule maken. Zie voorbeeld. 

Opgave
Maak de formule bij de tabel met regelmaat.








105 -in kg







Uitwerking
  • gewicht in kg = 105 - 2t
  • t: tijd in maanden

Slide 5 - Tekstslide

Opgave 69 blz 104
Bekijk de twee formules.
Welke twee variabelen zie je in formule A?

A
kosten in € en tijd in maanden
B
kosten in € en tijd in maanden
C
kosten in € en t
D
Er zijn geen variabelen

Slide 6 - Quizvraag

Opgave 69 blz 104
Bekijk de twee formules.
Welke twee variabelen zie je in formule B?

A
kosten in € en tijd in maanden
B
lengte in cm en tijd in maanden
C
lengte in cm en t
D
Er zijn geen variabelen

Slide 7 - Quizvraag

opgave 70 blz 104
Hoeveel bedragen
de inschrijfkosten?
A
€ 11,50
B
€ 4
C
€ 0
D
€ 19

Slide 8 - Quizvraag

opgave 70 blz 104
Welke regelmaat
herken je in de tabel?

NB: kijk met wel ritme de kosten steeds toenemen bij een toename van de les.
A
Hij neemt niet met een regelmaat toe
B
Hij neemt wel met een regelmaat toe, namelijk € 7,50 per les.
C
Elke les neemt hij met € 11,50 toe
D
Elke les neemt hij met € 10 toe

Slide 9 - Quizvraag

opgave 70 blz 104
Wat is dan het
stijggetal?

A
€ 7,50
B
€ 0
C
€ 11,50
D
€ 19

Slide 10 - Quizvraag

opgave 70 blz 104
A
kosten in € = 19 + € 7,50 x aantal lessen
B
kosten in € = 0 + € 7,50 x aantal lessen
C
kosten in € = 11,50 + € 4 x aantal lessen
D
kosten in € = 4 + € 7,50 x aantal lessen

Slide 11 - Quizvraag

Opgave 70 blz 104
Vul de tabel verder in.
€71,50
€72,50
€70,50
€94
€90
€89
€124
€121
€119

Slide 12 - Sleepvraag

Opgave 71 blz 105
Zie tabel hiernaast.
wat is het begingetal?
A
€ 0
B
€7,50
C
€ 30,50
D
30,50 - 7,50 = € 23

Slide 13 - Quizvraag

Opgave 71 blz 105
Zie tabel hiernaast.
Bereken het stijggetal.
A
€ 23
B
€ 30,50
C
€ 11,50
D
€ 7,50

Slide 14 - Quizvraag

Opgave 71 blz 105
Zie tabel hiernaast.
Schrijf de formule op.
A
inkomsten in € = 7,50 + 11,50t
B
inkomsten in € = 7,50 + 30,50t
C
inkomsten in € = 30,50 + 23t
D
inkomsten in € = 7,50 + 23t

Slide 15 - Quizvraag

Opgave 72 blz 106
Zie tabel hiernaast.
Bereken het stijggetal.
A
€ 6,50
B
€ 22,50
C
€ 16
D
€ 8

Slide 16 - Quizvraag

Opgave 72 blz 106
Zie tabel hiernaast.
Bereken het stijggetal.
A
inkomsten in € = 22,50 + 16t
B
inkomsten in € = 6,50 + 16t
C
inkomsten in € = 22,50 + 8t
D
inkomsten in € = 6,50 + 8t

Slide 17 - Quizvraag

Opgave 73 blz 106
Joris krijgt een knipkaart van € 150. Daarvan
kan hij drumles nemen. De tabel hoort hierbij.
Schrijf de formule bij de tabel op.
A
tegoed in € = 150 - 37,5l
B
tegoed in € = 112,50 - 12,5l
C
tegoed in € = 150 - 12,5l
D
tegoed in € = 112,5 - 37,5l

Slide 18 - Quizvraag

Opgave 74 blz 106
Marieke heeft een mobiele
telefoon met een prepaidkaart.
De tabel hoort bij haar beltegoed.
Schrijf de formule bij de tabel op.
A
tegoed in € = 28 - 12t
B
tegoed in € = 40 - 0,12t
C
tegoed in € = 28 - 0,12t
D
tegoed in € = 40 - 12t

Slide 19 - Quizvraag