In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Erfelijkheid & Evolutie
Boek 2b - Thema 5
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we online doen?
- herhaling
- Korte klassikale uitleg (camera aan, mic uit)
- Opdrachten in de les
- Zelfstandig werken via Malmberg Online (klascode: 416625)
Slide 2 - Tekstslide
Waar waren we gebleven?
Voor kerstvakantie:
B 1 & 2 gedaan + SO
B 3 & 4 gedaan + SO
B 5, 6, 7 & 8 gedaan
Slide 3 - Tekstslide
Wat te doen voor Toetsweek?
B9: Biotechnologie / DNA technieken
EB 10: Erfelijkheidsonderzoek
EB 11: Kruisingen
Herhalen
Slide 4 - Tekstslide
Deze les:
EB 11 Kruisingen:
je kunt een kruisingsschema opstellen en de kans op een bepaald genotype bij nakomelingen daaruit afleiden
Slide 5 - Tekstslide
Opfris-Quiz Erfelijkheid
Hoe was het ook maar weer? Het thema door in een aantal vragen:
Slide 6 - Tekstslide
Alle informatie voor erfelijke eigenschappen samen met invloeden uit de leefomgeving leidt tot
A
het genotype
B
het fenotype
C
de chromosomen
D
de DNA-sequentie
Slide 7 - Quizvraag
Een lichaamscel bezit van elk gen
A
1 allel
B
4 allelen
C
2 allelen
D
meerdere allelen
Slide 8 - Quizvraag
De DNA-sequentie van een gen bevat een code voor het maken van een bepaald
A
eiwitmolecuul
B
vetmolecuul
C
suikermolecuul
D
DNA-molecuul
Slide 9 - Quizvraag
Personen met twee gelijke varianten van een allelenpaar noemen we voor die eigenschap
A
dominant
B
heterozygoot
C
recessief
D
homozygoot
Slide 10 - Quizvraag
Geven stekjes van een aardbeienplant als ze groot zijn gelijke aardbeien als hun ouder?
A
Nee, bij geslachtelijke voortplanting ontstaat variatie in genotypen
B
Ja, voor elke eigenschap blijft 1 allel over
C
Ja, stekken is ongeslachtelijke voortplanting
D
Nee, stekken is ongeslachtelijke voortplanting
Slide 11 - Quizvraag
Een allel dat bij aanwezigheid tot uiting komt in het fenotype noemen we
A
het recessieve allel
B
het dominante allel
C
het homozygote allel
D
het heterozygote allel
Slide 12 - Quizvraag
Wanneer het DNA van een cel beschadigd raakt kan ...?... ontstaan
A
een albino
B
een mutatie
C
een tumor (gezwel)
D
een kernramp
Slide 13 - Quizvraag
In ziekenhuizen duiken regelmatig nieuwe antibiotica-resistente bacterien op. Hoe komt dat?
A
doordat in ziekenhuizen slecht wordt schoongemaakt
B
doordat zieke mensen veel slechte bacterien bij zich hebben
C
door natuurlijke selectie
D
door genetische modificatie
Slide 14 - Quizvraag
Bruine beren en ijsberen hebben gezamenlijke voorouders. Toch kunnen ze niet meer samen vruchtbare jongen krijgen. Leg uit hoe dat kan.
Slide 15 - Open vraag
Uitleg: kruisingen ( = EB 11, p. 51)
door het maken van een kruisingsschema kun je bij geslachtelijke voortplanting voor 1 eigenschap de kans op een bepaald genotype uitrekenen
Slide 16 - Tekstslide
Kruisingen:
- Generaties
- Maken van een kruisingsschema
- Kansberekening
Slide 17 - Tekstslide
Voorbeeld:
Hassan heeft bruine ogen en is heterozygoot voor oogkleur. Hij is getrouwd met Fleur, die blauwe ogen heeft. Samen krijgen zij 4 kinderen. Hoe groot is de kans dat deze kinderen blauwe ogen zullen hebben?
Slide 18 - Tekstslide
Stap 1:
Uitzoeken wat genotype van generatie P is
P = ouders (Latijn 'parentes' ; denk: parents)
Slide 19 - Tekstslide
Wat is het fenotype van Hassan?
Slide 20 - Open vraag
Wat is het fenotype van Fleur?
Slide 21 - Open vraag
Wat is het genotype van Fleur?
Slide 22 - Open vraag
Wat is het genotype van Hassan?
Slide 23 - Open vraag
Stap 2:
Maak een schema met de genotypes van alle losse geslachtscellen:
Slide 24 - Tekstslide
Kruisingsschema:
eicellen ->
zaadcellen:
b
b
B
b
Slide 25 - Tekstslide
Stap 3: Schema invullen
b
b
B
Bb
Bb
b
bb
bb
Slide 26 - Tekstslide
Dus: in 2 van de 4 vakjes van het kruisingsschema ontstaat genotype Bb. Welk fenotype hoort daar bij?
Slide 27 - Open vraag
In 2 van de 4 vakjes ontstaat genotype bb. Welk fenotype hoort daar bij?
Slide 28 - Open vraag
Kansberekening: Hoe groot is nu de kans dat een nakomeling (F1) blauwe ogen zal hebben?
Slide 29 - Open vraag
Generaties:
P = ouders
F1 = nakomelingen
F2 = nakomelingen van kruising F1 x F1 (= inteelt!)
Slide 30 - Tekstslide
Oefenen:
Bij labrador-honden is het allel voor bruine vachtkkleur (B) dominant over het allel voor gele vachtkleur (b). Een fokker wil alleen gele labrador-puppies. Hij heeft een homozygoot bruinharig vrouwtje en een geelharig mannetje.
Slide 31 - Tekstslide
Hoe groot is de kans op puppies met een gele vacht in de F1 ?
Slide 32 - Open vraag
Hoe groot is de kans op puppies met een gele vacht in de F2?
Slide 33 - Open vraag
Hoe groot is de kans op gele puppies als de fokker de gele hondjes uit de F2 onderling kruist?
Slide 34 - Open vraag
Huiswerk:
- Maak de opdrachten bij EB 'Kruisingen' in de online leeromgeving
- Lees Basisstof 9 'Biotechnologie' -> opdracht
Slide 35 - Tekstslide
Huiswerk-opdracht:
Vraag aan mensen thuis wat zij vinden van de toepassing van moderne biotechnologie (recombinant-DNA-technieken)
Vraag ook door: waarom vinden zij dit? En maakt de toepassing (bijv. voedsel, gezondheid, forensisch, milieuherstel) uit?