Lezen H4

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Lezen H4: Feiten, meningen en argumenten

Aan het eind van de les:
  • kun je vertellen wat het verschil is tussen feiten, meningen en argumenten; 
  • kun je feiten en meningen herkennen; 
  • kun je argumenten herkennen;
  • kun je zelf feiten en meningen bedenken. 

Slide 2 - Tekstslide

Planning deze les
  • Huiswerk > Samenvatting af?
  • Theorie Lezen H4
  • Oefenen
  • Huiswerk

Lezen H4-6 is het laatste onderdeel dat we gaan behandelen dit schooljaar! Deze toets telt 3x mee (toets in toetsweek):
Doe - je - best!!!

Slide 3 - Tekstslide

Startopdracht H4 Lezen

Slide 4 - Tekstslide

Feit vs. Mening

Slide 5 - Tekstslide

Feit
  • Uitspraak over iets wat waar of niet waar is 
  • Een feit kan je controleren.

Voorbeeld: 'De helft van de veertienjarigen in Nederland krijgt 50 euro kleedgeld per maand.'

Slide 6 - Tekstslide

Mening (standpunt)
  • Wat iemand ergens van vindt
  • Het is niet controleerbaar
  • Je kunt het eens of oneens ermee zijn

Voorbeeld: 'Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen'

Slide 7 - Tekstslide

Feit of mening?
Hij praat heel snel.
A
feit
B
mening

Slide 8 - Quizvraag

Feit of mening?
Vandaag is het donderdag.
A
feit
B
mening

Slide 9 - Quizvraag

Feit of mening?
De bladeren zijn nat.
A
feit
B
mening

Slide 10 - Quizvraag

Feit of mening?
Rotterdam telt 220.000 inwoners.
A
feit
B
mening

Slide 11 - Quizvraag

Feit of mening?
Koken is moeilijk.
A
feit
B
mening

Slide 12 - Quizvraag

Feit of mening?
Nederland ligt in Europa.
A
feit
B
mening

Slide 13 - Quizvraag

Noteer een feit over jezelf.

Slide 14 - Open vraag

Noteer een korte zin met een mening.

Slide 15 - Open vraag

Argument (reden)
  • Een argument is een uitleg waarmee je een mening verdedigt.
  • Signaalwoorden: want, namelijk, omdat, immers...
Voorbeeld: 'Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren zij met geld omgaan (argument)'.

Slide 16 - Tekstslide


Wat wist je al/nog?

Slide 17 - Open vraag


Wat begreep je nog niet zo goed?

Slide 18 - Open vraag

Opdracht
Pak je markeerstift!
Je krijgt tekst 1.
We gaan:
  • Samen lezen
  • Markeren
  • Vragen beantwoorden
timer
15:00

Slide 19 - Tekstslide

Huiswerk
Vrijdag 10 juni:
Lezen H4 af

Slide 20 - Tekstslide

Komende lessen

Slide 21 - Tekstslide