woordsoorten

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Hoe was jullie vakantie?

1. Geweldig!
2. Saai, maar leek daardoor wel lang
3. Oké
4. Niet leuk

Aan het eind van deze les;

- Weet je verschillende woordsoorten te benoemen: voorzetsel, zelfstandig naamwoord, werkwoord, lidwoord en bijvoeglijk naamwoord.

 

Wat is een voorzetsel?

1. de
2. naast
3. fietsen
4. fles

wat is geen voorzetsel?

1. onder
2. tussen
3. via
4. de

Wat is GEEN voorzetsel

1. En
2. Van
3. Tussen
4. Door

Noem twee voorzetsels.

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord?

1. groene
2. sterke
3. man
4. boze

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord.

1. grote
2. brede
3. fietsten
4. gekke

Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?

1. de, het , een
2. slimme, mooie, rode
3. fiets, boek, volleybal
4. lopen, werken, denken

Wat is een
bijvoeglijk naamwoord?

1. Dat zijn namen van mensen, dieren of dingen.
2. Dat zegt iets over zelfstandige naamwoorden.
3. Dat is een werkwoord.
4. Dat zegt iets over het onderwerp.

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

1. Mooie
2. Vliegen
3. Het
4. Op

Fiets is een zelfstandig naamwoord.

1. waar
2. niet waar

Fietst is een zelfstandig naamwoord.

1. waar
2. niet waar

Wat is geen zelfstandig naamwoord?

1. roepen
2. kleding
3. schaal
4. kerstkaart

Wat is geen zelfstandig naamwoord?

1. astronaut
2. piloot
3. lanceren
4. raket

Zoek de werkwoorden en lidwoorden in de zin:

Zin: Een foto van mijn moeder ligt in de lade.

1. Werkwoord: Ligt Lidwoord(en): Een
2. Werkwoord: Ligt Lidwoord(en): Een, de
3. Werkwoord: Ligt Lidwoord(en): De
4. Werkwoord: Foto Lidwoord(en): Een, de

een
A = lidwoord
B = zelfstandig naamwoord
C = werkwoord

1. Lidwoord
2. Zelfstandig naamwoord
3. Werkwoord

Schrijf de voorzetsels op
Tijdens de les van wiskunde zat ik naast hem.

Tijdens de les van wiskunde zat ik naast Ben.
zn?