Lees de tekst en vul de juiste vorm van het werkwoord in. Je vult alle werkwoorden in het Präteritum (v.t.) in, tenzij er iets anders staat. Alle werkwoorden zijn gegeven in het Nederlands. Bij “moeten” moet je een vorm van het werkwoord “müssen” gebruiken.
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare school
In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.
Onderdelen in deze les
Lees de tekst en vul de juiste vorm van het werkwoord in. Je vult alle werkwoorden in het Präteritum (v.t.) in, tenzij er iets anders staat. Alle werkwoorden zijn gegeven in het Nederlands. Bij “moeten” moet je een vorm van het werkwoord “müssen” gebruiken.
Slide 1 - Tekstslide
Liebe Sarah,
letzte Woche (moesten) wir mit der Klasse das Van-Gogh-Museum in Amsterdam besuchen.
Slide 2 - Tekstslide
Ich (had) echt keine Lust und (wilde) lieber zu Hause bleiben.
Slide 3 - Tekstslide
Um 6:00 Uhr rief meine Mutter:
„(Kom - Imperativ) , Elias! Aufstehen!“
Slide 4 - Tekstslide
Ich fragte Rens:
„(Moest) du auch so früh aufstehen?“.
Slide 5 - Tekstslide
Rens sagte: „Pff! Es
(was) echt viel zu früh!“
Slide 6 - Tekstslide
Das Museum fand ich blöd, aber nach dem Besuch (konden) wir eine Stunde durch Amsterdam spazieren.
Slide 7 - Tekstslide
Um 15:00 Uhr rief Herr Schmidt zu allen Schülern: „(Hoor – Imperativ) bitte zu! In 5 Minuten fahren wir ab.“
Slide 8 - Tekstslide
Schreibe zuerst die Artikel auf. Markiere (markeer) dann die Präpositionen und ergänze die Formen von dem Artikel und dem Adjektiv.
Slide 9 - Tekstslide
1. d_____ T-Shirt
Die Farbe von d_____ T-Shirt ist super!
Slide 10 - Tekstslide
2. d_____ Hose
Ich liebe mein_____ (nieuw) __________ Hose!
Slide 11 - Tekstslide
7. d_____ Hemd
Ohne ein_____ (geblokt*) Hemd ist mein
Outfit nicht komplett.
* (kariert)
Slide 12 - Tekstslide
C. Steigerungsstufen (10 Punkte)
Vergleiche die Personen miteinander und ergänze die richtigen Formen.
Slide 13 - Tekstslide
Tobias Börne Max Eichholz Herr Schumann
geboren: 1996 :1996 : 1932
1.80 Meter 1.85 Meter 1.90 Meter
50 km/St. 130 km/St. 45 km/St.
Slide 14 - Tekstslide
2. alt
Max ist (oud)____________________ (als / wie) __________ Tobias,
aber Herr Schumann ist (het oudst) ____________________________ .
Slide 15 - Tekstslide
4. gern
Herr Schumann ist schon alt, aber er fährt immer noch gern,
Tobias fährt (liever)______________ , aber Max fährt