BERH: TH1 BS 4 + 5 + TH2 BS1 + 2 TOETS final

SUMMATIEVE TOETS

TH1: BS4 + BS5 + BS6
TH2: BS1 + BS2
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

SUMMATIEVE TOETS

TH1: BS4 + BS5 + BS6
TH2: BS1 + BS2

Slide 1 - Tekstslide

Neushoorn
A
Zoolganger
B
Teenganger
C
Topganger

Slide 2 - Quizvraag

Kangoeroe
A
Zoolganger
B
Teenganger
C
Topganger

Slide 3 - Quizvraag

Vos
A
Zoolganger
B
Teenganger
C
Topganger

Slide 4 - Quizvraag

Een kanaal is bedekt met een paar centimeter ijs. Een teenganger, een topganger en een zoolganger zijn even zwaar. Ze willen alle drie het kanaal oversteken.
Welk van deze drie dieren heeft de grootste kans om het kanaal veilig over te steken?
A
Zoolganger
B
Teenganger
C
Topganger

Slide 5 - Quizvraag

Zachte bodem
Harde bodem
Zacht en harde bodem
Teenganger
Topganger
Zoolganger

Slide 6 - Sleepvraag

Vogels hebben verschillende snavels.
Deze aanpassingen hebben betrekking op...

A
Verdedigen
B
Voeden
C
Bewegen

Slide 7 - Quizvraag

een landplant in een vochtige omgeving 

een landplant in een droge omgeving 

kleine, dikke bladeren
grote, platte bladeren
een klein wortelstelsel
een groot wortelstelsel

Slide 8 - Sleepvraag


Woestijnplanten gaan waterverlies tegen door:
A
Dunne grote bladeren zonder waslaag
B
Dikke kleine bladeren met waslaag

Slide 9 - Quizvraag

wat is de belangrijkste functie van elke orgaan?
voedsel (suikers)maken
water opnemen
water (en suiker) vervoeren

Slide 10 - Sleepvraag

Kijk goed naar de afbeelding.

Wat is de functie van huidmondjes?
A
water opnemen
B
stevigheid geven aan plant
C
gasuitwisseling
D
opslag voor reservestoffen

Slide 11 - Quizvraag

Hoe neemt een plant koolstofdioxide op?
A
via de huidmondjes
B
via de wortels
C
niet
D
via de stengel

Slide 12 - Quizvraag

Je docent heeft een takje van een waterplant met het stengeltje naar boven in een reageerbuis gezet (zie afbeelding). Het reageerbuisje staat in het licht.

Welk gas ontstaat in het waterplantje?
A
In het waterplantje ontstaat zuurstof (O2).
B
In het waterplantje ontstaat koolstofdioxide (CO2).

Slide 13 - Quizvraag

Ontstaat dit gas ook als het plantje in het donker staat?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quizvraag

Welk proces wordt hier afgebeeld?
A
Fotosynthese
B
Verbranding

Slide 15 - Quizvraag

Er zijn drie kleine kweekkassen met organismen. De kassen staan in het licht. Tom meet een tijdlang de hoeveelheid koolstofdioxide en zuurstof in de lucht van elke kweekkas. De resultaten van zijn metingen zie je in drie diagrammen. Bij elke kweekkas hoort een diagram.

Slide 16 - Sleepvraag

Organismen
cel
Organenstelsel
orgaan

Slide 17 - Sleepvraag

Organen van een plant
bloem
blad
wortel
stengel

Slide 18 - Sleepvraag

Bouw van een blad. Sleep de juiste naam naar het onderdeel. 
Blad
Zijnerf
Bladmoes
Bladsteel
Hoofdnerf

Slide 19 - Sleepvraag

Fotosynthese
Zonlicht
Koolstofdioxide
Glucose
Zuurstof
Water

Slide 20 - Sleepvraag

Wat wordt in elke afbeelding weergegeven?
cel
organisme
orgaan
orgaanstelsel
weefsel
en deel van een organisme dat een bepaalde taak uitvoert.
groep  organen die met elkaar samenwerken
groep  cellen met dezelfde functie en ongeveer dezelfde vorm
bouwsteen van het leven.

Slide 21 - Sleepvraag

In de afbeelding zie bacteriën: eencellige organismen.

Wat gebeurt er?
A
cellen die zich delen (celdeling)
B
organen die zich delen
C
orgaanstelsels die zich delen
D
organismen die zich delen

Slide 22 - Quizvraag

Bij welk orgaanstelsel hoort de maag?
A
Het ademhalingsstelsel
B
Het verteringsstelsel
C
Het bloedvatenstelsel
D
Het spierenstelsel

Slide 23 - Quizvraag


A
Afbeelding 1 is een zenuwweefsel
B
Afbeelding 2 is een zeenuwweefsel
C
Afbeelding 3 is een zenuwweefsel

Slide 24 - Quizvraag

Welke orgaan wordt weergegeven met nummer 2?
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de functie van orgaan nummer 2?
A
Geeft vorm aan je lichaam
B
Stevigheid
C
Maken van bloedcellen
D
Gasuitwisseling

Slide 26 - Quizvraag

Welke orgaan wordt weergegeven met nummer 4?
A
Long
B
Hart
C
Lever
D
Maag

Slide 27 - Quizvraag

Welke orgaan wordt weergegeven met nummer 5?
A
Schedel
B
Hart
C
Lever
D
Maag

Slide 28 - Quizvraag

Wat is de functie van orgaan nummer 5?
A
Beschermt organen
B
Knipt voedsel in kleine brokjes die de darmen kunnen opnemen
C
Geeft vorm aan je lichaam
D
Maakt hormonen

Slide 29 - Quizvraag

Wat is de functie van de bloedvatenstelsel (hart en bloedvaten)?
A
Aansturen van spieren en het verwerken van informatie uit zintuigen
B
Knipt voedsel in kleine brokjes die de darmen kunnen opnemen
C
Geeft vorm aan je lichaam
D
Vervoert bloed met zuurstof en voedingstoffen naar de organen + vervoert bloed met koolstofdioxide en andere afvalstoffen naar nieren en longen.

Slide 30 - Quizvraag

Welke orgaan wordt weergegeven met nummer 6?
A
Maag
B
Dunne darm
C
Lever
D
Dikke darm

Slide 31 - Quizvraag

Welke orgaan wordt weergegeven met nummer 7?
A
Maag
B
Dunne darm
C
Huid
D
Dikke darm

Slide 32 - Quizvraag

Welke orgaan wordt weergegeven met nummer 8?
A
Luchtpijp
B
Bronchie
C
Slokdarm
D
Rib

Slide 33 - Quizvraag

Welke orgaan wordt weergegeven met nummer 10?
A
Blaas
B
Rib
C
Huid
D
Nier

Slide 34 - Quizvraag

vetweefsel
spierweefsel
zenuwweefsel
bloedweefsel

Slide 35 - Sleepvraag

Een groep cellen met dezelfde bouw en dezelfde functies is een...
A
Orgaan
B
Weefsel
C
Orgaanstelsel
D
Organisme

Slide 36 - Quizvraag

Welke orgaanstelsels zijn betrokken bij verbranding?
A
het hormoonstelsel het verteringsstelsel het hart en bloedvaatstelsel
B
het ademhalingsstelsel het zenuwstelsel het hart en bloedvaatstelsel
C
het ademhalingsstelsel het verteringsstelsel het hart en bloedvaatstelsel
D
het ademhalingsstelsel het het verteringsstelsel het urinestelsel

Slide 37 - Quizvraag

Wat is een groep verschillende weefsels die samen één of meer functies verrichten?
A
Orgaan
B
Weefsel
C
Orgaanstelsel
D
Organisme

Slide 38 - Quizvraag

Een groep vergelijkbare cellen die samenwerken is...
A
Orgaan
B
Weefsel
C
Orgaanstelsel
D
Organisme

Slide 39 - Quizvraag

Dit blad is vorige jaar in de herfst afgevallen. Schimmels, pissebedden en andere organismen hebben het bladmoes opgegeten. De nerven zijn bewaard gebleven.

Een bladskelet bestaat alleen uit nerven. De houtvaten in de nerven en de vezels eromheen hebben dikke wanden van houtstof.

Dragen nerven bij aan de stevigheid van een blad?
A
ja
B
nee

Slide 40 - Quizvraag

Planten verliezen het grootste deel van hun water via...
A
de wortels
B
de huidmondjes als ze open gaan
C
de huidmondjes als ze dicht gaan
D
de celwanden van de huidmondjes

Slide 41 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste functie van bladeren van een plant?
A
de plant beschermen tegen zonlicht
B
stevigheid geven aan de plant
C
voedsel maken voor de plant via fotosynthese
D
water opnemen

Slide 42 - Quizvraag

Zijwortel
Hoofdwortel
Wortelharen
Worteltop

Slide 43 - Sleepvraag

Hoe wordt water met opgeloste mineralen naar de bladeren vervoerd?
A
Via de vaatbundels in de wortels, de stengels en de nerven van de bladeren
B
Via de vaatbundels in de wortels en de nerven van de bladeren
C
Via de vaatbundels in de stengels en de nerven van de bladeren
D
Via de vaatbundels in de wortels en de stengels.

Slide 44 - Quizvraag

Wat is geen taak van de wortels?
A
Eten maken
B
Reservevoedsel opslaan
C
Water opnemen
D
Plant overeind houden

Slide 45 - Quizvraag

Met welk onderdeel van het blad regelt de plant de wisseling van gassen en de verdamping van water?
A
De wortels
B
De hele plant
C
De huidmondjes
D
Het blad

Slide 46 - Quizvraag

Het vatenstelsel vind je zowel in de stengels als in de wortels en de bladeren van een plant.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 47 - Quizvraag

Stelling 1. In deze tekening zijn meerdere cellen te zien.

Stelling 2. In deze tekening is slechts één weefsel te zien.

A
Beide stellingen zijn juist.
B
Alleen stelling 1 is juist.
C
Alleen stelling 2 is juist.
D
Geen van beide stellingen is juist.

Slide 48 - Quizvraag

Wat zijn nerven?

Slide 49 - Open vraag

a. Wat zijn vaten?
b. Welke functie hebben ze?

Slide 50 - Open vraag

a. Wat zijn stoffen die een organisme niet meteen
nodig heeft en opslaat voor later gebruik?
b. Waar slaat een plant die stoffen op?
A
a. water b in de haarwortels
B
a. reservestoffen b. In de wortels
C
a. stikstof b. in het blad
D
antwoord A en C zijn beide goed

Slide 51 - Quizvraag

Vul in:
Een blad bestaat uit een 1 en een bladschijf.
In de bladschijf liggen 2 die het blad stevigheid verlenen. Al het materiaal dat tussen de nerven ligt, noem je het 3

A
1 bladsteel 2 nerven 3 bladmoes
B
1 nerven 2 bladsteel 3 bladmoes
C
1 bladmoes 2 bladsteel 3 nerven
D
1 bladsteel 2 bladmoes 3 nerven

Slide 52 - Quizvraag