3B Hoofdstuk 7

3B Toets H7 Statistiek

Wat betekent het punt (4,20)

Hiernaast staan twee tabellen die gaan over onze afvalverwerking.

Welke manier van afvalverwerking neemt het meest af?

(klik op de afbeelding om te vergroten)

De volgende conclusie gaat over de tabellen.
Is deze conclusie juist of onjuist?
(Klik op de afbeelding om te vergroten)


Het percentage verbrand afval neemt toe.

1. juist
2. onjuist

Aan 1000 ouders is gevraagd hoe zij omgaan met kleedgeld voor hun kinderen.

61% geeft geen kleedgeld. Hoeveel ouders zijn dit?

Aan 1000 ouders is gevraagd hoe zij omgaan met kleedgeld
voor hun kinderen. (Klik op de afbeelding om te vergroten)

Hoeveel ondervraagde ouders geven meer dan € 75,- per maand?

De volgende conclusie gaat over de tabellen.
Is deze conclusie juist of onjuist?
(Klik op de afbeelding om te vergroten)


De totale hoeveelheid afval neemt toe.

1. juist
2. onjuist

Aan 1000 ouders is gevraagd hoe zij omgaan met kleedgeld
voor hun kinderen. (Klik op de afbeelding om te vergroten)

Hoeveel procent van de ouders geeft wel kleedgeld, maar
geen vast bedrag?

1. 61%
2. 18%
3. 21%
4. 39%

Je ziet hier rechts twee diagrammen. Wat voor een soort diagrammen zijn dit?

3a.
Hoeveel kost een abonnement als je 1 keer per week sport?

1. 0
2. 25
3. 50
4. 75

3b. en als je 2 keer per week sport?

1. 0
2. 25
3. 50
4. 75

3c. Henjo sport 5 keer per week. Hoeveel moet hij betalen?

1. 0
2. 25
3. 50
4. 75

Vraag 4
a. Wat betekent het punt (10,20)

1. 10 koershoekmeters kosten €20,-
2. 20 koershoekmeters kosten €10,-

Vraag 4
b. De koershoekmeter koop je per doosje. Hoeveel koershoekmeters zitten er in 1 doosje?

1. 0
2. 1
3. 10
4. 20

Vraag 4
c. Meneer Bosch heeft 34 koershoekmeters nodig. Hoeveel doosjes moet hij bestellen?

1. 34
2. 4
3. 40
4. 3

Vraag 4
d. Hoeveel moet hij betalen?

1. €60,-
2. €34,-
3. €40,-
4. €80,-

vraag 5
a. Welke maat hoort er bij een heupomtrek van 98 cm?

1. 34
2. 36
3. 38
4. 40

vraag 5
b. Hennie heeft maat 36. Welke heupomtrek kan Hennie hebben?

1. 100
2. 97
3. 94
4. 91

vraag 6
a. Simone huurt een OV-fiets voor 10 uur. Hoeveel moet zij betalen?

1. €3,15
2. €6,30
3. €9,45
4. €10,-

c. Arjen huurt een OV-fiets voor 40 uur. Hoeveel moet hij betalen?

1. €3,15
2. €6,30
3. €9,45
4. €10,-

d. Hoeveel euro is de sprong tussen de treden?

1. €3,00
2. €6,30
3. €0
4. €3,15

Vraag 7
b. Gerrie huurt een scooter voor 6 uren. Hoeveel moet hij betalen?

1. €20,-
2. €35,-
3. €50,-
4. €55,-

Vraag 8
b. Hoeveel seconden is een periode hier?

1. 1
2. 2
3. 4
4. 6

Vraag 9
a. Welke maximumhoogte hoort hierbij?

1. 10
2. 30
3. 40
4. 45

Vraag 11 Noa zit in een reuzerad. In de grafiek zie je de hoogte van Noa in het reuzenrad.
a. Wat is het maximum?
b. Wat is het minimum?

1. maximum= 18 minimum= 2
2. maximum= 20 minimum= 0
3. maximum= 360 minimum= 0
4. maximum= 2 minimum= 18

Vraag 11
c. Hoeveel seconde is 1 periode?

1. 40
2. 360
3. 90
4. 45

Vraag 11
d. Noa zit 4,5 minuten in het reuzenrad. Hoeveel keer is zij rondgegaan?

1. 3
2. 2
3. 4,5
4. 4