Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
H6 Woordenschat - Woordenlijst H6
H6 Woordenschat - Woordenlijst H6
1 / 26
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
In deze les zitten
26 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
H6 Woordenschat - Woordenlijst H6
Slide 1 - Tekstslide
In H5 Woordenschat heb je geleerd over 2 nieuwe stijlfiguren:
- pleonasme
- tautologie
- Je leert de woorden uit de woordenlijst H6
- Je kunt de betekenis van lastige woorden opzoeken in het woordenboek
- Je kent de woorden uit de woordenlijst H6
Zelfstandig aan de slag met een woordenboek:
- woordenlijst op papier: woordbetekenissen opzoeken
- woordenlijst oefenen via LessonUp Woordenlijst H6
Nederlands 6 Woordenschat blz. 180-183
Woordblad woordenlijst H6
LessonUp-quiz oefenen
Hoe ging het?
Slide 2 - Tekstslide
Let op!
Niet alle uitdrukkingen van de woordenlijst staan in deze LessonUp.
Leer dus vanuit de volledige woordenlijst (H6 woordenlijst)
Slide 3 - Tekstslide
Wat is een ceremonie?
A
diploma
B
plechtige gebeurtenis
C
rechtszaak
D
een mooi pak
Slide 4 - Quizvraag
Een delegatie zal namens Oekraïne onderhandelen.
een delegatie =
A
een paar mensen die de groep vertegenwoordigen
B
een politieke partij
Slide 5 - Quizvraag
Wat betekent het woord 'doelbewust'?
A
Vastberaden
B
Terughoudend
C
Onzeker
D
Aarzelend
Slide 6 - Quizvraag
Doeleinde
A
Volmaakt
B
bestemming
C
Verlangens
D
Ideale
Slide 7 - Quizvraag
Wat is een doelgroep?
A
Volwassenen boven de 60.
B
Volwassenen met kleine kinderen
C
Mensen die van gamen houden.
D
publiek
Slide 8 - Quizvraag
Wat is een doelpunt?
(in één woord uitgelegd)
Slide 9 - Open vraag
Wat is het verschil tussen doelpunt en doelsaldo?
A
Doelpunt is het aantal gescoorde doelpunten en doelsaldo is het aantal tegendoelpunten
B
Doelpunt is het aantal gescoorde doelpunten en doelsaldo is het verschil tussen gescoorde en tegenstanders doelpunten.
C
Doelpunt en doelsaldo zijn synoniemen
D
Doelpunt is het aantal tegendoelpunten en doelsaldo is het verschil tussen gescoorde en tegenstanders doelpunten
Slide 10 - Quizvraag
doelstelling
Wat hoort hier niet in het rijtje thuis?
A
wat je wilt bereiken
B
oogmerk
C
streven
D
hulpmiddel
Slide 11 - Quizvraag
Wat is een synoniem voor doeltreffend?
A
praktisch
B
effectief
C
maximaal
D
uniek
Slide 12 - Quizvraag
Doelwit
A
Doelpunt
B
Doel
C
goal
D
mikpunt
Slide 13 - Quizvraag
Wat is illegaal?
A
iets wat heel erg in de mode is.
B
wat je volgens de wet allemaal wel en niet mag in ons land.
C
Als je de volgens de wet niet in ons land mag zijn. *onwettig
D
Iemand die altijd wild doet.
Slide 14 - Quizvraag
Maak de voorzetseluitdrukking af.
In aanloop.....
A
naar
B
op
C
tussen
D
in
Slide 15 - Quizvraag
Intensief is:
A
heel erg lief
B
diepgaand, grondig
C
bezorgen, geven
D
laten steunen
Slide 16 - Quizvraag
Wat is de betekenis van 'kwalificatie'?
A
enig in zijn soort
B
geschiktheid
C
regelmatigheid
D
diploma
Slide 17 - Quizvraag
Wat is MARKETING?
A
Verkoopondersteunende activiteiten
B
Instrumenten die je gebruikt op de verkoopmarkt.
C
Een methode om de winst te vergroten.
D
Een engels woord voor winkel.
Slide 18 - Quizvraag
Wat is de betekenis van het woord 'ontroert'?
A
Emotioneel raakt
B
Aangrijpt
C
Lacht
D
Wordt boos
Slide 19 - Quizvraag
Wat is status?
A
positie
B
Waardering die mensen geven aan een salaris
C
Waardering die mensen geven aan een verre vakantie
D
Waardering op social media
Slide 20 - Quizvraag
Wat is een 'tegenprestatie'?
A
Iets wat je doet voor een ander zonder iets terug te verwachten
B
Iets wat je doet voor jezelf
C
Iets wat je doet voor een ander in ruil voor iets wat hij voor jou gedaan heeft
D
Iets wat je doet voor een ander zonder reden
Slide 21 - Quizvraag
4. Wat betekent: ultiem
A
uitgezonderd
B
de beste
C
uiterst, allerlaatst, uiteindelijk
D
als eerste
Slide 22 - Quizvraag
De betekenis van vanzelfsprekend is:
vanzelfsprekend
A
kenmerkend
B
misschien
C
van deze tijd
D
uiteraard, natuurlijk
Slide 23 - Quizvraag
Wat betekent het woord 'wilskracht'?
A
Kracht om te liegen
B
Kracht om te haten
C
Vasthoudendheid
D
Kracht om te willen
Slide 24 - Quizvraag
zijn zinnen zetten op
(geef een andere beschrijving voor)
Slide 25 - Open vraag
kijken hoe iets verlopen is
dingen met elkaar vergelijken die niets met elkaar te maken hebben
In een ongunstige postie zijn, of verliezen.
de balans opmaken
appels met peren vergelijken
Aan het kortste eind trekken.
Slide 26 - Sleepvraag
Meer lessen zoals deze
Woordenschat H6
Mei 2021
- Les met
27 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Woordenschat H6 deel 1: Opzoeken in het woordenboek
April 2023
- Les met
12 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Woordenschat H6 - TH1C
Mei 2022
- Les met
12 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Tussenstop 4
3 dagen geleden
- Les met
32 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Tussenstop 4
Mei 2024
- Les met
32 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
H1 Woordenschat - Woordenlijst H1
September 2023
- Les met
16 slides
Proefles Woordbetekenissen raden, 0F
Juli 2018
- Les met
24 slides
door
SCORE Nederlands vo/mbo
Nederlands
Middelbare school
Praktijkonderwijs
MBO
vmbo, mavo, havo, vwo
Leerjaar 1
SCORE Nederlands vo/mbo
H1 Woordenschat - Woordenlijst H1
September 2023
- Les met
20 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3