2.5. De drukkerij

2.5. De drukkerij
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

2.5. De drukkerij

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Terugblik vorige les
  • Uitleg paragraaf 2.5
  • Vragen maken
  • afsluiting

Programma

Slide 2 - Tekstslide

Gatentekst
1) _______ is iets doen of maken tegen betaling, bijvoorbeeld door bedrijven. Hiervoor zijn 2) _______ nodig. Dit zijn de middelen die nodig zijn om te produceren. Dit zijn kapitaal, arbeid en natuur (KAN, KANO). 3) _______ zijn machines, gebouwen, gereedschappen en grondstoffen die nodig zijn om iets te maken. 4) _______ is de tijd en de inzet van mensen die iets maken of doen. 5) _______ zijn de natuurlijke hulpbronnen die gebruikt worden om iets te maken, zoals olie, gas, hout en water. 6) _______ zijn goederen die nodig zijn om te kunnen produceren, zoals machines en gebouwen. 7) _______ betekent het aanschaffen van kapitaalgoederen om zo meer productie mogelijk te maken en inkomsten te vergroten.
Vul in in de tekst!
  • Investeren
  • Natuur
  • Kapitaal
  • Betaald
     produceren
  • Kapitaalgoederen
  • Arbeid
  • Productiefactoren

Slide 3 - Tekstslide

Gatentekst
BETAALD PRODUCEREN is iets doen of maken tegen betaling, bijvoorbeeld door bedrijven. Hiervoor zijn PRODUCTIEFACTOREN nodig. Dit zijn de middelen die nodig zijn om te produceren. Dit zijn kapitaal, arbeid en natuur (KAN, KANO). KAPITAAL zijn machines, gebouwen, gereedschappen en grondstoffen die nodig zijn om iets te maken. ARBEID is de tijd en de inzet van mensen die iets maken of doen. NATUUR zijn de natuurlijke hulpbronnen die gebruikt worden om iets te maken, zoals olie, gas, hout en water. KAPITAALGOEDEREN zijn goederen die nodig zijn om te kunnen produceren, zoals machines en gebouwen. INVESTEREN betekent het aanschaffen van kapitaalgoederen om zo meer productie mogelijk te maken en inkomsten te vergroten.

Slide 4 - Tekstslide

2.5. De drukkerij 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Cijfers
Onofficieel: 6.751 doden
Officieel volgens Qatar: 400 doden

Slide 7 - Tekstslide

Aan het eind van deze paragraaf kun je:
  • Ik kan redenen noemen om te werken.
  • Ik kan omstandigheden noemen die werk leuk en minder leuk waren (arbeidsomstandigheden).
  • Ik kan omschrijven wat de Arbowet inhoudt.
  • Ik ken het verschil tussen een voltijdbaan en een deeltijdbaan en kan hier meer rekenen.
Wat gaan we leren?

Slide 8 - Tekstslide

Een arbeidsmotief is een reden om te werken redenen om te werken.


Voorbeelden:

  • Geld verdienen
  • Nuttig of zinvol bezig zijn
  • Uitdagend werk
  • Contacten met anderen

Arbeidsmotieven

Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag ?
Wat ? opdracht 1 t/m 5 paragraaf 2.5 blz 56
Hoe ? overleg op fluistertoon
Tijd ? 10 minuten
Uitkomst ? gezamenlijk bespreken
Klaar ?  Werk alle paragraven bij t/m. 2.5 ( nakijken)

timer
10:00

Slide 10 - Tekstslide

Je hebt voltijdbanen en 
deeltijdbanen.
  • Een voltijdbaan is een baan van 
      36 uren of meer per week.                (fulltime) = 1 arbeidsjaar
  • Een deeltijdbaan is een baan van
      minder dan 36 uren per week.         (parttime)
Deeltijd en voltijd
Hele week werken of een extra dagje vrij?

Slide 11 - Tekstslide

  • Arbeidsomstandigheden zijn alles wat werken prettig of minder prettig maakt.
  • Arbeidsomstandigheden kunnen goed of slecht zijn.
Arbeidsomstandigheden

Slide 12 - Tekstslide

De Arbowet verplicht de werkgever om ervoor te zorgen dat werknemers hun werk veilig kunnen doen.

Voorbeelden: Een bouwvakker moet een helm op en een lasser moet een lashelm.
Arbowet

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Verder aan de slag
Wat ? opdracht 6 t/m 11 paragraaf 2.5 blz 56 + rekentrainer 67 t/m 69
Hoe ? In overleg op fluistertoon+ Kom vragen beantwoorden
Tijd ? 10 minuten
Klaar ? Laat eerst mij zien, daarna nakijken
timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide

OPDRACHTEN
  • Maak de opdrachten 1 t/m 5 van paragraaf 2.5 bladzijde 56 en 57 van je boek
  • Alles wat je hier doet, hoef je thuis minder te doen!
  • Heb je vragen? Steek je hand op dan loop ik bij je langs.



Slide 16 - Tekstslide

Programma
  • Terugblik Paragraaf 1.5
  • Nakijken huiswerk bladzijde 56 en 57 
  • Zelfstandig werken

Programma

Slide 17 - Tekstslide

Gatentekst
Mensen willen graag geld verdienen, ervaring opdoen, nuttig bezig zijn en contacten met anderen opdoen. Mensen hebben dus verschillende redenen om te werken. Dat worden 1) _______ genoemd. Om werknemers te beschermen, is er de 2) _______. Hierin staan regels waaraan werkgevers en werknemers zich moeten houden om de werkomstandigheden veilig en gezond te houden.  3) _______ en de werktijden een belangrijke rol bij de keuze voor een baan. Een 4) _______ bestaat uit 36 of meer uren per week. Een 5) _______ is een baan van minder dan 36 uren per week. Voor iedere persoon met een voltijdbaan kunnen er ook twee personen met een deeltijdbaan  werken. Dit wordt uitgedrukt in 6) _______.
Vul in in de tekst!
  • Arbowet
  • Deeltijdbaan
  • Arbeids-
     omstandigheden
  • Voltijdbaan
  • Arbeidsmotieven
  • Arbeidsjaren

Slide 18 - Tekstslide

Gatentekst
Mensen willen graag geld verdienen, ervaring opdoen, nuttig bezig zijn en contacten met anderen opdoen. Mensen hebben dus verschillende redenen om te werken. Dat worden ARBEIDSMOTIEVEN genoemd. Om werknemers te beschermen, is er de ARBOWET. Hierin staan regels waaraan werkgevers en werknemers zich moeten houden om de werkomstandigheden veilig en gezond te houden.  ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN en de werktijden een belangrijke rol bij de keuze voor een baan. Een VOLTIJDBAAN bestaat uit 36 of meer uren per week. Een DEELTIJDBAAN is een baan van minder dan 36 uren per week. Voor iedere persoon met een voltijdbaan kunnen er ook twee personen met een deeltijdbaan  werken. Dit wordt uitgedrukt in ARBEIDSJAREN.

Slide 19 - Tekstslide

OPDRACHTEN
  • Maak de opdrachten 6 t/m 11 van paragraaf 2.5 bladzijde 58 en 59 van je boek
  • Alles wat je hier doet, hoef je thuis minder te doen!
  • Heb je vragen? Steek je hand op dan loop ik bij je langs.



Slide 20 - Tekstslide