Gebruik je in de volgende zinnen de present simple, de present continuous, de present perfect of de present perfect continuous? Vul de juiste vorm in. Gebruik de woorden tussen haakjes.
1. It ................ (to rain) for hours now.
Slide 5 - Open vraag
Gebruik je in de volgende zinnen de present simple, de present continuous, de present perfect of de present perfect continuous? Vul de juiste vorm in. Gebruik de woorden tussen haakjes.
2. She usually ............ (to get up) at 6:30.
Slide 6 - Open vraag
Gebruik je in de volgende zinnen de present simple, de present continuous, de present perfect of de present perfect continuous? Vul de juiste vorm in. Gebruik de woorden tussen haakjes.
3. ........................ (you - ever - to experience) an earthquake?
Slide 7 - Open vraag
Gebruik je in de volgende zinnen de present simple, de present continuous, de present perfect of de present perfect continuous? Vul de juiste vorm in. Gebruik de woorden tussen haakjes.
4. Hey Darren, what ................ (you - to hide) behind your back?
Slide 8 - Open vraag
Find someone who ...
Loop door het lokaal en stel mensen vragen over de onderwerpen op je worksheet.
Een antwoord telt wanneer je gesprekspartner 'ja' zegt en meer informatie kan geven.
Je mag dezelfde persoon maar 2x invullen op je worksheet!