Les Nederlands 8D vrijdag 8 januari

Programma
  • Aanwezigheid in de chat
  • Tekstbegrip Talent 

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Programma
  • Aanwezigheid in de chat
  • Tekstbegrip Talent 

Slide 1 - Tekstslide

Boek kiezen

Slide 2 - Tekstslide

Het leesdoel waarbij je de lezer wilt overhalen, noemen we
A
overtuigen
B
informeren
C
activeren
D
amuseren

Slide 3 - Quizvraag

In een tekst waar argumenten staan, is het leesdoel
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 4 - Quizvraag

In een tekst waar de schrijver de lezer iets wil uitleggen of wil leren, is het tekstdoel
A
informeren
B
activeren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 5 - Quizvraag

Leesdoelen
- informeren  
- activeren
- overtuigen
- amuseren

Slide 6 - Tekstslide

Juist of onjuist?
De hoofdgedachte is datgene wat de schrijver over het onderwerp wil zeggen.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Juist of onjuist?
De hoofdgedachte is altijd een hele zin
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

onderwerp
hoofdgedachte
vinden met orienterend lezen
vinden met nauwkeurig lezen
een woord of paar woorden
een hele zin
let op: geen vraagzin!
waar de tekst over gaat
wat de schrijver over het onderwerp wil vertellen
meestal eerste vraag in een toets
meestal laatste vraag in een toets

Slide 9 - Tekstslide

De kernzin is de belangrijkste zin van de alinea
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

De hoofdzaak van een alinea staat vaak in de kernzin van de alinea.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Kernzin, hoofd- en bijzaken
Hoofdzaken: 
belangrijkste zaken in een tekst
vind je op voorkeursplaatsen (inleiding/slot)
Staat vaak in kernzin van een alinea. 

Slide 12 - Tekstslide

Het voegwoord 'omdat' hoort bij het tekstverband
A
Tegenstellend
B
Voorbeeldgevend
C
Redengevend
D
Samenvattend

Slide 13 - Quizvraag

Het voegwoord 'dus' hoort bij het tekstverband
A
Tegenstellend
B
concluderend
C
Redengevend
D
Samenvattend

Slide 14 - Quizvraag

Onderwerp van een tekst

Onderwerp: 

Het onderwerp is in één of een paar woorden te noemen.


  • lees de tekst verkennend
  • waarover gaat de tekst?
  • antwoord hierop = onderwerp








Slide 15 - Tekstslide

Is de hoofdgedachte van een tekst hetzelfde als het onderwerp van de tekst?
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide