3A 3.4 Uitscheiding

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Welkom!
  1. Loop rustig het lokaal binnen en praat zachtjes
  2. Ga zitten op je stoel
  3. Oortjes doe je uit
  4. Je jas doe je uit
  5. Pak je boek, schrift + pen
  6. Maak zelfstandig en in stilte de vraag op de volgende dia. 

Slide 3 - Tekstslide

Startopdracht De bloedsomloop
Je gaat de weg die een bloedcel aflegt opschrijven.
Dit doe je in tweetallen. Je krijgt hier 10 min. voor.
Gebruik boek (blz. 194 en 205) bij deze opdracht.

Opdracht:
Er zit een bloedcel in je been en deze gaat uiteindelijk naar je lever.
Schrijf alle bloedvaten en alle onderdelen van het hart op waar deze bloedcel langskomt.

Slide 4 - Tekstslide

Startopdracht antwoorden
Antwoord:

been - beenader - onderste holle ader - rechterboezem - rechterkamer - longslagader - longen longader - linkerboezem - linkerkamer - aorta - leverslagader - lever

Slide 5 - Tekstslide

ECG Electro CardioGram
  • Diagram dat de elektrische activiteit van het hart weergeeft
  • P-top: impuls over de boezems -> boezems trekken samen
  • R-top: impuls door de harttussenwand -> kamers trekken samen
  • T-tophartpauze                                                                                           

Slide 6 - Tekstslide

ECG = electrocardiogram

Slide 7 - Tekstslide

Welk deel het ECG geeft het samentrekken van de kamers weer?
A
P
B
QRS
C
R
D
T

Slide 8 - Quizvraag

Wat gebeurt er in het hart bij piek P?
A
de kamers trekken samen
B
de boezems trekken samen
C
boezems en kamers trekken gelijktijdig samen
D
boezems en kamers trekken niet samen

Slide 9 - Quizvraag

Hoeveel hartslagen
zie je?

Slide 10 - Open vraag

Wat zou je zien in de
afbeelding als iemand
hard gaat rennen?
A
De pieken (R) worden hoger
B
Je krijgt meer pieken in dezelfde tijd
C
De lage pieken (P) worden zo hoog als de eerste (R)
D
De pieken worden lager

Slide 11 - Quizvraag

De bloedsomloop
3.1 Bloed
3.2 De bloedsomloop
3.3 Het hart
3.4 Uitscheiding
3.5 Het immuunsysteem
3.6 Gezond leven
3.7 Weefselvloeistof en lymfe
3.8 Bloedgroepen

Slide 12 - Tekstslide

Leerdoelen 3.4
  • Je kunt de delen van de nieren en urinewegen noemen met hun kenmerken en functies.

Slide 13 - Tekstslide

Naamgeving van bloedvaten



Van hart (af) naar nier = nierslagader




Van nier naar hart (toe) = nierader

Slide 14 - Tekstslide

Nieren
  • Ligging: 2 nieren, in de buikholte, vlak onder het middenrif
  • Nieren halen afvalstoffen uit het bloed --> ze filteren het bloed.
  • Het uitscheiden van afvalstoffen uitscheiden die ontstaan bij verbranding --> water
  • Verwijderen afvalstoffen, overtollig water, 
      zouten en allerlei schadelijke stoffen 
      uit het bloed.

Slide 15 - Tekstslide

De onderdelen van je nieren en urinewegen
Een nier bestaat uit:
het nierschors, niermerg 
en de nierbekken.

Nierschors: bloed gefilterd, 
Via niermerg naar nierbekken
dan naar je urineleiders. 

Slide 16 - Tekstslide

De onderdelen van je nieren en urinewegen
Nierschors en niermerg --> verwijderen afval- en schadelijke stoffen --> wordt urine

Nierschors: bloed gefilterd, 
Via niermerg naar nierbekken
dan naar je urineleiders. 

In de nierbekkens wordt de urine
verzameld.

Slide 17 - Tekstslide

Nieren en urinewegen
Via de urineleiders wordt de urine afgevoerd naar de urineblaas --> opslagplaats urine. 
Via de urine buis verlaat de urine het lichaam.

Slide 18 - Tekstslide

Zelfstandig stil werken (Zs)

Dit is wat ik van jullie verwacht:
  • Eerst 5 minuten in stilte werken. Je blijft op je plaats. 
  • Niet overleggen of vragen, als je er niet uitkomt dan sla je de opdracht even over.
  • Na 5 minuten mag je zachtjes (fluisteren) overleggen met je directe buurman of buurvrouw. (Zf)
  • Steek je vinger op als ik naar je toe moet komen. (Zf)
timer
5:00

Slide 19 - Tekstslide

Huiswerk
Lezen 3.4
Maken opdracht 1 t/m 3 en 5 t/m 9




Slide 20 - Tekstslide

Leerdoelen 1.4
  • Je kunt de delen van de nieren en urinewegen noemen met hun kenmerken en functies.

Slide 21 - Tekstslide

Van waaruit wordt bloed aangevoerd aan de nieren?
A
Vanuit de linker -en rechter nieraders
B
Vanuit de linker-en rechter nierslagaders
C
Vanuit de buikslagaders
D
Vanuit de buikaders

Slide 22 - Quizvraag

Wat doen de nieren?
A
Afvalstoffen uit het bloed halen
B
Zuurstof aan het bloed toevoegen
C
Voedingstoffen aan het bloed toevoegen

Slide 23 - Quizvraag

Van buiten naar binnen bestaat de nier uit....
A
Nierschors, niermerg, nierbekken
B
Niermerg, nierbekken, nierschors
C
Nierbekken, niermerg, nierschors
D
Nierschors, nierbekken, niermerg

Slide 24 - Quizvraag