Middeleeuwen lessenreeks (3 lessen)

Muziekgeschiedenis
De Middeleeuwen
450-1450
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
MuziekMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5,6

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Muziekgeschiedenis
De Middeleeuwen
450-1450

Slide 1 - Tekstslide

Na deze lessenreeks weet je:
  • Wat Gregoriaanse muziek is 
  • Wat neumenschrift is
  • Wat kerktoonsoorten zijn en hoe je deze kunt bepalen
  • Welke volksmuziek en wereldlijke muziek er gemaakt werd 
  • Hoe de meerstemmige muziek ontstaan is
  • Wat een bourdon en een organum zijn

Slide 2 - Tekstslide

Dit weet ik al over muziek in
de Middeleeuwen

Slide 3 - Open vraag

Maatschappij
  • De kerk was het middelpunt van de samenleving, geestelijken hadden de macht
  • Grote rol voor de kerkmuziek > ontstaan van het notenschrift

  • Na 475 ging het Romeinse Rijk ten onder. West-Europa was in verval geraakt
  • Rond 950 bloeide de maatschappij weer op, toenemende handel, meer welvaart, eerste universiteiten
  • Rond 1270 periode van crisis; misoogsten / de pest / langdurige oorlogen
  • De middeleeuwse maatschappij was een standenmaatschappij die met 
                                  'Zij die bidden, zij die vechten en zij die werken' samen te vatten is,.....

Het leven was wreed, hard en kort,....

Slide 4 - Tekstslide


    1. Geestelijken
    Zij hadden kennis, konden lezen en schrijven. 
    Dit gaf veel macht! In de kerken werd gepredikt hoe de mensen moesten leven. 
    Het leven op aarde was minder belangrijk dan het hiernamaals. Zonden kon men afkopen met aflaten. 

    2. Adel
    Zij bezaten het land en ze hadden horigen / boeren in dienst. Horigen werken op het land van de adel. Zij waren gebonden aan de landheer. De adel verdedigde het land.

    3. Horigen / boeren
    Zij waren het armst. Horigen / boeren woonden in kleine boerderijen die ze zelf bouwden van hout, takken en leem. Beesten en mensen leefden vaak in één ruimte. Horigen moesten de landheren gehoorzamen en mochten het land niet verlaten.

    Slide 5 - Tekstslide

    Slide 6 - Video

    Gregoriaanse muziek
    Paus Gregorius de Grote (590-604) verzamelde en ordende alle geestelijke liederen, dat is de reden dat de middeleeuwse kerkmuziek Gregoriaans heet. 
    Om het Gregoriaans te begrijpen moet je het volgende weten: 

    • Er was nog geen meerstemmigheid
    • Er was nog geen akkoordbegeleiding
    • Er was nog geen puls of maat, maar het ritme volgde de tekst,                                                                            het zogeheten vrij ritme.
    • De muzieknotatie stond nog in de kinderschoenen


    Slide 7 - Tekstslide

    Opdracht
    Het eerste notenschrift noemen
    we neumenschrift. 
    • De notenbalk bevat 4 lijnen
    • De 'do' van dit stuk wordt aangegeven met                                                                                                           sleutel voor aan de balk 'C' en is in dit geval de 'bes'
    • Het Gregoriaans kent geen metrum (verdeling van ritme / maat / puls) De kleine streepjes en dubbele strepen geven adempauzes aan
    • Na de eerste noot zie je een mol-teken staan
    • Men gebruikte in deze tijd modi (kerktoonsoorten) hierover later meer,... 
    • Probeer met behulp van bovenstaande info het neumenschrift om te zetten naar het hedendaagse notenschrift! 

    Slide 8 - Tekstslide

    Het antwoord,...
    KENMERKEN VAN HET GREGORIAANS:
    • Gregoriaans werd voorgezongen door bijv.                                                                                       de priester of pastoor en nagezongen door het koor                                                                                             dit noem je responsoriaal (call & respons in de                                                                latere Gospel en lichte muziek)
    • Zanglijnen waren melismatisch of syllabisch
    • Zanglijnen bevatten kleine intervallen
    • De zang was unisono en a capella
    • De teksten waren in het Latijn 
    • Het werd alleen door mannen (monniken) gezongen

    Slide 9 - Tekstslide

    Slide 10 - Video

    Slide 11 - Video

    De missen
    • Het Ordinarium: vaste misgezangen voor normale dagen > Kyrie - Gloria - Credo - Sanctus - Agnus Dei
    • Het Proprium: gezangen tijdens speciale dagen zoals Pasen, Pinksteren, Kerst > Introitus - Allelujah 
    • Het Requiem: een dodenmis
    Zorg dat je deze termen kent, zodat je kerkelijke muziek snel kunt herkennen

    Slide 12 - Tekstslide

    Slide 13 - Video

    Kerktoonladders

    Slide 14 - Tekstslide

    Wat is modale muziek?
    Modale muziek gaat niet uit van de traditionele majeur- en mineurladders, maar van modi. Daarmee worden de kerktoonladders bedoeld, die voor de uitvinding van majeur en mineur in de Barok de basis waren van alle muziek, binnen maar ook buiten de kerk.

    Slide 15 - Tekstslide

    Welke modi kun jij noemen?

    Slide 16 - Woordweb


    De kerktoonladders kun je gemakkelijk spelen op de witte toetsen van de piano, door te beginnen op verschillende tonen.

    Hiermee krijg je de volgende ladders:
    Ionisch (op c) > majeur
    Dorisch (op d)
    Frygisch (op e)
    Lydisch (op f)
    Mixolydisch (op g)
    Aolisch (op a) > mineur
    Lokrisch (op b) > hoef je niet te kennen.

    Slide 17 - Tekstslide

    Het bepalen van een kerktoonsoort:

    1. Kijk naar de voortekens
    2. Welke majeurladder hoort bij deze voortekens?
    3. Kijk naar de slottoon / grondtoon van het slotakkoord
    4. De hoeveelste trap is dit van de majeurladder?

    Voorbeeld:
    Het stuk heeft 1 mol > hier hoor F majeur bij.
    De slotnoot is een G. Dit is de 2e trap van F.
    Het stuk staat dan in G dorisch

    Zorg dat je dit rijtje uit je hoofd kent:
    1. Ionisch (majeur)
    2. Dorisch
    3. Frygisch
    4. Lydisch
    5. Mixolydisch
    6. Aolisch (mineur)

    Slide 18 - Tekstslide

    Om een kerktoonsoort te kunnen bepalen moet je dus:

    1. Weten welke voortekens er bij alle majeur toonladders horen
    (gebruik de ezelsbruggetjes of de kwintencirkel!)

    2. Het rijtje met de kerktoonladders kennen
       + weten bij welke trap ze horen


    Slide 19 - Tekstslide

    In welke toonsoort staat dit muziekstuk?
    A
    D ionisch
    B
    E ionisch
    C
    E dorisch
    D
    G mixolydisch

    Slide 20 - Quizvraag

    In welke toonsoort staat dit muziekstuk?
    A
    G ionisch
    B
    D mixolydisch
    C
    D dorisch
    D
    D aolisch

    Slide 21 - Quizvraag

    OPEN VRAAG: In welke toonsoort staat dit muziekstuk?

    Slide 22 - Tekstslide

    Dit stuk staat in:.....

    Slide 23 - Open vraag

    En nu andersom...
    Hoeveel voortekens heeft deze kerktoonsoort?
    - Op welke trap van majeur is de toonladder gebouwd?
    - Tel terug naar de majeurladder en check met behulp van de ezelsbruggetjes / kwintencirkel de voortekening

    Slide 24 - Tekstslide

    Hoeveel voortekens heeft G dorisch?
    A
    1 kruis
    B
    2 kruizen
    C
    1 mol
    D
    2 mollen

    Slide 25 - Quizvraag

    Hoeveel voortekens heeft e frygisch?
    A
    1 kruis
    B
    1 mol
    C
    2 kruizen
    D
    geen

    Slide 26 - Quizvraag

    Welke voortekens heeft G lydisch?
    A
    fis, cis
    B
    fis
    C
    bes, es
    D
    bes

    Slide 27 - Quizvraag

     
    Wereldlijke muziek
    Kunstmuziek & Volksmuziek

    Slide 28 - Tekstslide

    Kunstmuziek & volksmuziek
    De wereldlijke muziek uit de middeleeuwen kunnen we grofweg in 
    twee categorieën onderverdelen: de kunstmuziek en de volksmuziek.
    De kunstmuziek werd geschreven en uitgevoerd door edelen, zogenaamde troubadours uit Zuid-Frankrijk, Italië en Spanje die "Occitan", een Romeinse taal spraken en trouvères uit Noord Frankrijk die een taal spraken die overging in het moderne Frans. In Duitsland werden ze Minnesänger genoemd. 
    
Zij bezongen de liefde voor een onbereikbare vrouw: de hoofse liefde.
    Middeleeuwse kunstliederen zijn eenstemmig, soms meerstemmig gemaakt door er een parallelle stem, een ondersteunende bourdon of een instrumentale tegenmelodie aan toe te voegen.

    Middeleeuwse volksliederen zijn ook eenstemmig, eenvoudig van melodie en structuur, hebben vaak een refrein, en ontstonden al improviserend, bijvoorbeeld in de kroeg.

    Slide 29 - Tekstslide

    Estampie
    De Estampie is een middeleeuwse hofdans. Het is een van de oudste vormen van instrumentale muziek. 
    De melodie is eenstemmig. Je herkent de Estampie aan de middeleeuwse instrumenten en aan de vele improvisaties, variaties en herhalingen. De meerstemmigheid is meestal een simpele bourdon

    Doedelzak
    Psalterium
    Vedel
    Draailier
    Portatief

    Slide 30 - Tekstslide

    Bourdon begeleiding
    Begeleiding waarbij steeds de grondtoon of grondtoon en kwint wordt gespeeld zoals hieronder bij partij 2. 

    Slide 31 - Tekstslide

    Ontstaan van meerstemmigheid
    In de 9e eeuw ontstond het Organum: de eerste vorm van meerstemmigheid in de muziek. 

    De ontwikkeling van meerstemmigheid ziet er stapsgewijs als volgt uit: 
    Eerst ontstond het parallel organum: een tweede stem loopt parallel aan de melodie, vaak in kwarten of kwinten. Men spreekt dan van parallelle beweging.
    Daarna schreef men een tweede stem in tegenbeweging bij de melodie. 
    Het organum in tegenbeweging is alweer een stap verder.
    Vervolgens bewoog de tweede stem ritmisch en melodisch vrijer ten opzichte van de melodie, die in lange noten uitgerekt werd. De melodie noemde men de tenor, wat 'vasthouden' in het Latijn betekent. 
    De tweede stem bestond uit kortere notenwaarden en bewoog zich veel vrijer. 
    Hier spreken we van een vrij organum.

    Slide 32 - Tekstslide

    Tegenbeweging
    Parallel organum
    Vrij organum

    Slide 33 - Tekstslide

    Examenvragen
    Stijlperiode de Middeleeuwen

    Slide 34 - Tekstslide


    Van de instrumentale inleiding hoor je het
    eerste gedeelte dat uit vier zinnen bestaat.
    Drie instrumenten spelen, geheel of gedeeltelijk, de melodie.
    Noem twee van deze instrumenten.
    Anoniem – Ic sach in enen rozengaerde (ca 1400)

    Slide 35 - Open vraag

    De melodie van de eerste twee zinnen staat hiernaast.
    De refreinen zijn aangegeven met haken.
    Op welke manier wordt het refrein
    telkens benadrukt, gelet op de instrumentatie?

    Slide 36 - Open vraag

    Zowel de notatie als de uitvoering
    suggereren een bepaalde maatsoort.

    Welke maatsoort is dat?
    A
    4/4
    B
    2/4
    C
    6/8
    D
    3/4

    Slide 37 - Quizvraag

    Ook het tweede gedeelte van de inleiding bestaat uit vier zinnen. 
    Hierin komen twee nieuwe melodieën voor die wij a en b noemen. 
    De vorm staat afgedrukt. 
    De beide refreinen zijn dezelfde als in het notenvoorbeeld van vraag 2.
    a – refrein 1
    a – refrein 2
    b – refrein 1
    b – refrein 2

    Slide 38 - Tekstslide

    Noem één verschil tussen
    de a-melodie en de b-melodie.
    Ga bij je antwoord
    uit van de b-melodie.
    Vormschema:

    a – refrein 1
    a – refrein 2
    b – refrein 1
    b – refrein 2

    Slide 39 - Open vraag

    Van het eerste couplet staat de tekst met de vertaling hieronder. 
    Hierin betrapt de hoofdpersoon zijn vroegere geliefde met een veel oudere man.
    1. Ic sach in enen rozengaerde                                                             Ik zag in een rozentuin een vrouw
    2. Van sconen bloumen maken eenen hoet                                   van mooie bloemen een krans vlechten
    3. Die gaf een wijf van reinen aerde                                                   Ze gaf hem aan
    4. Eenen ouden grisen man die bi haer stoet                               een grijsaard die bij haar stond.
    5. Totem so sprac dat beilde zoet:                                                     De mooie vrouw zei tegen hem:
    6. ’Here, ic hebbe u in rechter waerde                                             ’Heer, ik acht u hoog;
    7. U eyghin vry                                                                                              uit vrije wil
    8. So gevic my!’                                                                                           geef ik mij aan u!’
    9. Mettien sprac hi:                                                                                    Hij sprak terstond:
    10. ’Des dankic di’.                                                                                     ’Daarvoor ben ik je dankbaar’.
    11. Hi sat daer bi                                                                                          Hij ging bij haar zitten
    12. Met sinen langhen baerde.                                                            met zijn lange baard.
    Dit lied wordt uitgevoerd als een soort rollenspel.
    Beschrijf op welke manier dat gebeurt. Betrek in je antwoord in ieder geval de stemsoorten.

    van de personages.

    Slide 40 - Tekstslide

    Beschrijf op welke manier het rollenspel uit het fragment muzikaal uitgevoerd wordt.
    Betrek in je antwoord in ieder geval de stemsoorten van de personages.

    Slide 41 - Open vraag

    Van het laatste couplet staat de tekst afgedrukt.
    A    Ghestadich hout hi hert en zinne.                                          Hij is trouw en
    ...   Sijn duecht verchiert sijn anscijn scoon.                            deugdzaam en hij ziet er goed uit.
    ...   Hier omme eist recht dat icken minne,                                Daarom is het terecht dat ik hem bemin,
    ...   Den hoet en ic, dat es sijn loon.                                               De krans en ikzelf vormen zijn beloning.
    ...   Hu minne es hoon, ghi sijts ghewoon!                                 Jouw liefde is bedrog, dat is je gewoonte!
    ...   Dus willic houden dat ic kinne.                                       Daarom heb ik liever iemand die ik kan vertrouwen.



    Geef met nog vijf letters de vorm van de eerste zes regels weer. 
    Je hoeft geen accenten te gebruiken.
    Schrijf je antwoord op een kladblaadje. Op de volgende slide kun je het antwoord invullen. 

    Slide 42 - Tekstslide

    Het vormschema is:
    (noteer tussen elke letter een - )

    Slide 43 - Open vraag

    Van het laatste couplet staat de tekst afgedrukt.
    Ghestadich hout hi hert en zinne.                                          Hij is trouw en
    Sijn duecht verchiert sijn anscijn scoon.                            deugdzaam en hij ziet er goed uit.
    Hier omme eist recht dat icken minne,                                Daarom is het terecht dat ik hem bemin,
    Den hoet en ic, dat es sijn loon.                                               De krans en ikzelf vormen zijn beloning.
    Hu minne es hoon, ghi sijts ghewoon!                                 Jouw liefde is bedrog, dat is je gewoonte!
    Dus willic houden dat ic kinne.                                      Daarom heb ik liever iemand die ik kan vertrouwen.



    Welke manier van zingen wordt toepast op de dik gedrukte tekst?
    Schrijf je antwoord op een kladblaadje. Op de volgende slide kun je het antwoord invullen. 

    Slide 44 - Tekstslide

    De manier van zingen die toegepast wordt noemen we:

    Slide 45 - Open vraag

    Dit weet ik nu over muziek
    in de Middeleeuwen

    Slide 46 - Woordweb