Levensloop H1, H2, H3 en H4

Check in
Wie wil wat graag zeggen/melden?
Heb ik nog wat te zeggen/melden?
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 42 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Check in
Wie wil wat graag zeggen/melden?
Heb ik nog wat te zeggen/melden?

Slide 1 - Tekstslide

Levensloop H1, H2, H3 en H4
Leerdoelen: Je kunt uit:
• Hoofdstuk 1
• uitleggen wat opofferingskosten zijn en deze bij een keuzeprobleem bepalen.

• onderscheid maken tussen vrije en schaarse goederen.
• een budgetvergelijking opstellen, tekenen, interpreteren en de gevolgen analyseren van veranderingen in het budget en de prijzen.

• Hoofdstuk 2 de hele speltheorie analyseren

•Hoofdstuk 3 alles wat je weet van risico en informatie analyseren en interpreteren
•Hoofdstuk 4 analyseren en uitrekenen wat belasting met je inkomen en vermogen doet.

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdstuk 1 Keuzes
Zie voor de leerdoelen blz 20

Slide 3 - Tekstslide

Keuzes maken
Economie gaat vooral over het maken van keuzes
Want beperkte tijd en beperkte middelen
Dus gedwongen tot maken van keuzes

Slide 4 - Tekstslide

opofferingskosten
Voor elke keuze die je maakt, moet je andere alternatieven opofferen. 
Dus als je ervoor kiest om op zaterdagmiddag bij de supermarkt te werken kan je die tijd niet meer besteden aan: schoolwerk, gamen, afspreken met vrienden, sporten, etc. 
De opbrengsten van die alternatieven offer je dus op. 

Slide 5 - Tekstslide

Opofferingskosten
De opofferingskosten zijn de netto-baten van het beste NIET-gekozen alternatief.
Hierbij telt niet alleen geld mee, maar ook waardering.

Slide 6 - Tekstslide

Budgetlijn
Maak opg 1.29 en 1.30
In deze 2 opgaven zit alles in wat je  moet weten.
We bespreken hem over 5 minuten.
Tip: ga samenwerken

Slide 7 - Tekstslide

Uitwerkingen opg 1.29 en opg 1.30
1.29 
a. 20A + 25B = 1.000
b. 20A + 20 × 25 = 1.000 → A = 500/20 = 25 stuks.
c. 21A + 24B = 1.040

Slide 8 - Tekstslide

1.30 a.
b. Marieke zal 8 uur werken, omdat ze het meest verdient per uur. Ze verdient dan 8 × 25 = € 200.
Tom zal dan 130/20 = 6,5 uur werken.
c. Als Marieke X uur per week werkt, gaat Tom 14 – X uur werken.
De vergelijking luidt:
25X + (14 – X) × 20 = 330
25X + 280 – 20X = 330 → 5X = 50 → X = 10.
Marieke moet dan 10 uur per dag gaan werken en Tom 14 – 10 = 4 uur.

Slide 9 - Tekstslide

Speltheorie
https://youtu.be/t9Lo2fgxWHw?si=Sx0oWu55f5gVy6Cm&t=115

Slide 10 - Tekstslide

Payoff-matrix
Nash evenwicht
Hoe ook alweer evenwicht bepalen?

Een Nash evenwicht is een situatie binnen de speltheorie waarbij geen enkele speler zijn opbrengst kan verbeteren door eenzijdig een andere keuze te maken.

Met andere woorden: een situatie waarbij het voor geen enkele speler voordelig is daarvan af te wijken, als de andere speler(s) dat niet ook doet.

Slide 11 - Tekstslide

Het gevangenendilemma

Het gevangenendilemma (of gevangenenprobleem of prisoners’ dilemma) is een klassiek voorbeeld uit de speltheorie.

Er is sprake van een gevangenenprobleem als er een uitkomst ontstaat die voor beide slechter is dan een alternatieve cel. Dus, wanneer er een cel bestaat die voor beide beter is dan het evenwicht.

Slide 12 - Tekstslide

Dominante keuze

Bij het gevangenendilemma is er altijd sprake van een dominante keuze.


Als een speler, ongeacht de keuze van de andere speler, altijd dezelfde keuze maakt, spreken we van een dominante keuze.

Slide 13 - Tekstslide

Maken 1.31
Het 'o ja zo ging dat ook alweer' komt eraan

Slide 14 - Tekstslide

Uitwerking opg 1.31
1.31 a. Bekennen. Als Lara bekent, bekent Selma ook, want een 4 is beter dan een 3.
 Als Lara ontkent, bekent Selma, want een 6 is beter dan een 5.
b. Het Nash-evenwicht in dominante strategieën is dat beiden bekennen: de cel (4;4) linksboven.
c. Een gevangenendilemma is een situatie waarbij het volgen van de dominante strategie door
beide spelers leidt tot een suboptimale uitkomst en dat is hier het geval. De dominante
strategie, bekennen, levert een evenwicht van (4;4) op, terwijl beiden een 5 kunnen halen als
ze allebei ontkennen.
d. Als Lara en Selma vaker samenwerken, wordt het spel een herhaald spel. Ontkennen levert over
meerdere rondes meer op dan bekennen.
e. Lars heeft geen dominante strategie. Als Samuel bekent zal Lars ook bekennen (4 > 3), maar
als Samuel ontkent zal Lars ook ontkennen (6 > 3).
f. Samuel heeft een dominante strategie: bekennen. Omdat Lars weet dat Samuel, als hij
rationeel speelt, zal bekennen, kiest Lars ook voor bekennen, want dan krijgt hij een 4. Als hij
zou ontkennen zou hij een 3 krijgen.
g. Samuel zal zich aan deze sociale norm willen houden, omdat hij vindt dat hij niet bij de docent
hoort te klikken, en zich coöperatief opstellen door te ontkennen.

Slide 15 - Tekstslide

Hoofdstuk 2 Risico en informatie
Zie voor de leerdoelen blz 36

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Let bij elk principaal-agent probleem op drie elementen:
1. Wie huurt wie in:
   wie is de principaal en wie de agent?
2. Eigenbelang:
    waarin hebben de twee partijen een
    (conflicterend) belang/doel?
3. Asymmetrische informatie:
    op welke wijze heeft de agent meer 
    informatie dan de principaal? 
Principaal-agent probleem:

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Hoofdstuk 3 Inkomen en belasting
Zie voor de leerdoelen blz 53

Slide 26 - Tekstslide

BOX 1

Slide 27 - Tekstslide

Loonbelasting
Hier zit 27,65% premie volksverzekeringen in
Premiegrens

Slide 28 - Tekstslide

Gemiddeld heffingstarief of belastingtarief




Percentage per verdiende euro afdracht aan de fiscus.

Slide 29 - Tekstslide

Het marginale heffingstarief
In de schijf waarin je laatst verdiende euro valt is je marginale tarief.

bijvoorbeeld:
Mevrouw A haar Bruto inkomen van €69000. Haar marginale tarief is 49,5%
Meneer B zijn bruto inkomen bedraagt € 68000. Zijn marginale tarief is 37,1%

Slide 30 - Tekstslide

Belastingstelsels 
  • Proportioneel belastingstelsel
  • Progressief belastingstelsel
  • Degressief belastingstelsel 

Slide 31 - Tekstslide

Primaire inkomens: 
deze worden verdiend in het productieproces

  • loon
  • pacht/huur
  • rente
  • winst

Slide 32 - Tekstslide

Secundair inkomen

Primair inkomen + overdrachtsinkomen - belasting =

                                       secundair inkomen

Slide 33 - Tekstslide

Inkomensverdeling
Inkomensherverdeling in de Lorenz curve:

- Rode lijn: primaire inkomens
- Blauwe lijn: secundaire inkomens

Slide 34 - Tekstslide

Een daling van de gini-coëfficiënt geeft aan dat de verschillen kleiner worden. 
Een gini-coëfficiënt van 0? Dat kan, het inkomen is perfect gelijkmatig verdeeld.
Gini-coëfficiënt

Slide 35 - Tekstslide

Hoofdstuk 4 Het gezin
Zie voor de leerdoelen blz 69

Slide 36 - Tekstslide

Voorraad- & stroomgrootheden
  • Een voorraadgrootheid laat zien wat de waarde van iets op een bepaald moment is. Een voorbeeld is de hoeveelheid spaargeld die je op een bepaald moment hebt.
  • Een stroomgrootheid geeft de waardeverandering over een bepaalde periode weer. Een voorbeeld is de rente die je op je spaargeld krijgt.

Slide 37 - Tekstslide

4.6 Koophuis of huurhuis?
Nadeel kopen: 
- zelf onderhoud
- weinig flexibel (je kan niet elk jaar een huis kopen/verkopen)
- risico (teveel schade of te hoge prijs)
- OZB , gemeentebelasting voor eigenaren

Slide 38 - Tekstslide

De hypotheek
- Lening met een huis als onderpand
- Hypotheek niet afbetalen -> executie verkoop
- Executiewaarde = geschatte opbrengst huis bij executie verkoop < aankoopwaarde huis (je houdt hiermee een restschuld over)

Slide 39 - Tekstslide

Annuïteit
Een annuïteitenhypotheek heeft de volgende kenmerken:
tijdens de looptijd los je periodiek af;
de bruto maandlasten zijn elke maand hetzelfde;
de netto maandlasten stijgen langzaam, omdat het belastingvoordeel afneemt.

Slide 40 - Tekstslide

Lineair
De kenmerken van een lineaire hypotheek zijn:
tijdens de looptijd los je elke maand hetzelfde bedrag af;
in het begin betaal je veel rente, aan het einde weinig;
zowel de bruto- als de netto hypotheeklasten dalen in de loop van de tijd.

Slide 41 - Tekstslide

Check out
  • Het is veel voor 1 les maar het moet zie studiewijzer.
  • Ik hoop dat ik jullie niet al te veel heb verveeld met mijn lessonup. 
  • Dus jullie weten nu dat lessonup een houvast is in de soms chaos van mijn les.
  • Snap je mijn uitleg niet schroom niet om mij na de les te spreken hoe ik het beter kan doen
  • Of je kan naar een B uur van Pepijn(VLI) woe 6  en Maike (BOG) di 7 
  • Tenslotte het is de bedoeling dat jullie alle Test jezelf maken. Wat niet op school kan doen we thuis en op school kan je nakijken. Heb je geen tijd doe dan alleen de testen waar je moeite mee hebt.

Slide 42 - Tekstslide