2.1 Het leven in een Griekse stadstaat

2.1 Leven in een Griekse stadstaat
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

2.1 Leven in een Griekse stadstaat

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je van
de oude Grieken?

Slide 2 - Woordweb

Lesdoelen
  1.  Je kunt eigenschappen noemen van Griekse stadstaten
  2.  B1Gym: Je kunt uitleggen welke rol slavernij vervulde in de Griekse samenleving.
  3.  Je kunt uitleggen dat niet alle mensen in Griekenland burgerrechten hadden
  4.  Je kunt uitleggen hoe het leven in een Griekse stadstaat eruitzag. 

Slide 3 - Tekstslide

De tijd van Grieken en Romeinen
De Griekse Wereld

Slide 4 - Tekstslide

2.1 De Griekse Wereld

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Stadstaten
  • ca. 700 verschillende stadstaten (poleis)
  • Athene en Sparta waren het grootst

  • Iedere polis had een eigen bestuur en maakte  eigen wetten 
  • In iedere polis spraken ze Grieks, vereerden ze dezelfde goden en bouwden ze op dezelfde manier tempel.
  • De manier van besturen is in elke polis wél anders.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Griekse samenleving
  • In de poleis bestond grote ongelijkheid tussen  mensen 

  • Burgerrecht bij de Grieken: Het lidmaatschap van een polis. Alleen volwassen vrije mannen die geen vreemdeling waren, hadden burgerrecht.

Slide 9 - Tekstslide

Sociale verschillen
  • Slaven : als slaaf had je geen rechten. Je werd gezien als bezit. Ze werkten in de landbouw, de mijnen of in het huishouden, maar ook als arts of leraar.

  • Ook ongelijkheid onder vrije mensen: mannen met burgerrecht stonden bovenaan. Dit waren vrije mannen die uit de stad zelf kwamen. Vreemdelingen hadden dus geen burgerrecht. 

  • Vrouwen, vreemdelingen en slaven hadden geen burgerrechten. 

Slide 10 - Tekstslide

Slavernij
  • Slaven : als slaaf had je geen rechten. 
  • Je werd gezien als bezit.
  • Slaven werkten in de landbouw, de mijnen of in het huishouden, maar ook als arts of leraar.

Hoe werd je slaaf?
  • Je kon als slaaf geboren worden
  • Mensen werden ten tijde van oorlog meegenomen als oorlogsbuit en tot slaaf gemaakt
  • je kon slaaf worden van een schuldeiser

Slide 11 - Tekstslide

Wie kregen burgerrechten?
  • Burgers moesten de stad verdedigen in tijden van oorlog. 

  • In ruil hiervoor mochten ze meebeslissen over het bestuur van de polis. 

  • Je moest dan wel je eigen harnas en wapens betalen, dit kon je eigenlijk alleen als je landeigenaar was. Later mochten ook arme boeren en handwerklieden meebeslissen. 

Slide 12 - Tekstslide

Het leven in een Griekse stadstaat (1)
  • De meeste mensen leefden van de landbouw (graan, druiven, olijven)
  • Grieken handelden ook veel --> ze verkochten aardewerk, wijn en olijfolie en kochten graan in.  


  • De Grieken waren zeevaarders en hadden langs de kusten van de Middellandse Zee en de Zwarte Zee handelscontacten. 

Slide 13 - Tekstslide

Het leven in een Griekse stadstaat (2)
  • Er was een strikte taakverdeling tussen mannen en vrouwen: 
  • De man was het hoofd van het gezin. De vrouwen stonden meestal onder toezicht van een man.
  • Arme vrouwen werkten vaak buitenshuis. 

  • Er zijn bijna geen teksten van vrouwen bewaard gebleven.. 

Slide 14 - Tekstslide

Even controleren!
via een Quizje 

Slide 15 - Tekstslide

In de Griekse stadstaten leefden de meeste mensen van
A
Industrie
B
Landbouw
C
Jagen- verzamelen

Slide 16 - Quizvraag

Het Griekse woord polis betekent
A
politie
B
stadstaat
C
eiland
D
land

Slide 17 - Quizvraag

Noem 2 zaken die in elke polis hetzelfde waren

Slide 18 - Open vraag

Noem 2 groepen mensen die in het oude Griekeland geen burgerrechten hadden

Slide 19 - Open vraag


In Athene kreeg je burgerrecht als...
A
Je in Athene geboren was
B
Je vader in Athene geboren was
C
Je beide ouders in Athene geboren waren
D
Je moeder in Athene geboren was

Slide 20 - Quizvraag

Welke periode in de geschiedenis valt de tijd van Grieken en Romeinen?
A
Prehistorie
B
De Oudheid
C
De middeleeuwen
D
Vroeg Moderne tijd

Slide 21 - Quizvraag