Leerjaar 2 - Persoonlijk voornaamwoord en voorzetsels vierde naamval

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Persoonlijk voornaamwoord en voorzetsels 4e naamval

Doel van deze les

• Ik ken de voorzetsels met de 4e naamval en ik kan ze toepassen.
• Ik ken het persoonlijk voornaamwoord en kan deze in de 1e en in de 4e naamval toepassen.

Persoonlijk 

voornaamwoord 

1e naamval

ich	ik
du	jij
er	hij
sie	zij (ev)
es	het
wir	wij
ihr	jullie
sie	zij (mv)
Sie	u

Persoonlijk 

voornaamwoord 

4e naamval

mich	mij
dich	jou
ihn	hem
sie	haar
es	het
uns	ons
euch	jullie
sie	hen
Sie	u

Voorzetsels

Na onderstaande voorzetsels volgt een 4e naamval:

- durch  (door)

- ohne (zonder)

- für (voor)

- gegen (tegen)

- um (om)

- bis (tot)

- entlang (langs)

Ezelsbruggetje: dofgube

       Vertaal de voorzetsels:

door

voor

tegen

zonder 

om

tot

durch 

  für

gegen

ohne

um

bis

Personalpronomen Akkusativ (4e naamval)

mich

es

uns

euch

sie (mv)

sie (ev)

dich

Sie

ihn

mij

haar

ons

jou

hen

het

jullie

u

hem

1. Wat betekent 'voor hem' in het Duits?

1. für ihn
2. für er
3. für dich
4. für sie

2. Wat is 'om jullie' in het Duits?

1. um dich
2. um euch
3. um ihr
4. ohne ihn

3. -> 1e en 4e naamval van: ik en mij

1. ich - mich
2. ich - mir
3. ich - dich
4. ich - dir

4. -> 1e en 4e naamval van: wij en ons

1. wir - mich
2. wir - es
3. wir - euch
4. wir - uns

5. Die Lehrerin hat eine Übung für (ons).

1. wir
2. uns

6. Wenn ihr nicht schnell kommt, gehe ich ohne (jullie).

1. ihr
2. euch

7. Der Lehrer kümmert sich um (hem).

1. ihn
2. er

8. Was hast du eigentlich gegen (haar)?

9. Ich habe ein Geschenk für (u) mitgebracht.

10. Durch (jou) habe ich Tim kennengelernt.

Das war es für heute!

Tschüss!!