herhaling
1 / 11
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
1815
1848
1917
1919
Grondwet
Algemeen kiesrecht
Kiesrecht voor alle mannen
Grondwet van Thorbecke
Slide 3 - Sleepvraag
In 1848 veranderde Thorbecke in opdracht van de koning de grondwet.
Wat was een verandering in de grondwet van 1848?
Wat was een verandering in de grondwet van 1848?
A
koning kreeg minder macht
B
minister kregen minder macht
C
koning kreeg meer macht
D
Ministers werden onschendbaar
Slide 4 - Quizvraag
Toen werd de eerste grondwet van het koninkrijk der Nederlanden gemaakt.
De koning had nog erg veel macht.
De grondwet van 1848
Thorbecke
Wat wordt gezien als het begin van de democratie in Nederland.
Wie stelde de grondwet van 1848 op?
Wat gebeurde er in 1815?
Wat was er bijzonder aan de grondwet van 1815?
Slide 5 - Sleepvraag
Johan Thorbecke herschrijft de grondwet in 1848
Nederland is tegenwoordig een parlementaire democratie
Willem II had na 1848 niet meer de leding over de regering
Slide 6 - Sleepvraag
Hoofdrolspeler in de Luxemburgse kwestie was...
A
Willem I
B
Willem II
C
Willem III
D
Willem IV
Slide 7 - Quizvraag
De Luxemburgse kwestie ging over:
A
onschendbaarheid van de koning
B
het recht van initiatief
C
het recht van amendement
D
ministeriële verantwoording
Slide 8 - Quizvraag
Na de Luxemburgse kwestie werd duidelijk dat
A
koning Willem III moeite had te leven met '1848'
B
de regering niet meer deed wat de koning wilde
C
het parlement haar zin doordreef
D
koning Willem I minder macht had
Slide 9 - Quizvraag
Door de Luxemburgse kwestie veranderde rond 1867 de politieke
verhouding tussen het kabinet en het parlement. Bij deze verandering
waren de volgende stappen belangrijk. Zet in de juiste tijdsvolgorde.
Alle leden van het kabinet dienden hun ontslag in.
Het kabinet kreeg een conflict met de Tweede Kamer over de aanpak
van de Luxemburgse kwestie.
De Tweede Kamer keurde de begroting van het kabinet af.
eerst
vervolgens
tenslotte
Slide 10 - Sleepvraag
Waarom was de Luxemburgse kwestie belangrijk
A
De koning maakte hiermee duidelijk dat hij de baas was
B
De regering maakte hiermee duidelijk dat zij de baas was
C
Nederland maakte duidelijk dat zij de baas waren over Luxemburg
D
Het parlement maakte duidelijk dat zij de baas was
