1. Doel-middelverband (opdat, zodat, om te, door middel van, met behulp van)
2. Vergelijkend verband (in vergelijking met, (net) als, evenals, zoals, ook de vergrotende trap: beter/groter/meer, enz. dan)
3. Samenvattend verband (kortom, samengevat, met andere woorden, al met al)