De
passé composé (voltooid tegenwoordige tijd)
j'ai répondu ik heb geantwoord / ik antwoordde
tu as vendu jij hebt verkocht / jij verkocht
il a attendu hij heeft gewacht / hij wachtte
nous avons entendu wij hebben gehoord / wij hoorden
vous avez perdu jullie hebben verloren / jullie verloren
ils ont rendu zij hebben teruggegeven / zij gaven terug