Nederland 1848-1914; 1.2 Werken en Wonen

Nederland van 1848 tot 1914
1.2 Werken en Wonen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nederland van 1848 tot 1914
1.2 Werken en Wonen

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent censuskiesrecht in 1848?
A
Mannen mogen stemmen
B
Rijke mannen en vrouwen mogen stemmen
C
Als een man genoeg belasting betaald mag hij stemmen
D
Niemand mag stemmen

Slide 2 - Quizvraag

Ministeriële verantwoordelijkheid betekent:
A
Ministers kunnen niet vervolgd worden
B
Ministers zijn verantwoordelijk voor goed bestuur
C
Ministers hebben geen invloed
D
Ministers zijn verantwoordelijk voor de koning

Slide 3 - Quizvraag

Koninkrijk met een grondwet is:
A
Parlementaire democratie
B
Constitutionele monarchie

Slide 4 - Quizvraag

Welk gevolg had de Luxemburgse Kwestie?

Slide 5 - Open vraag

Wie heeft de wetgevende macht?
A
Parlement
B
Regering
C
Rechters

Slide 6 - Quizvraag

Recht van amendement heeft/hebben:
A
De Eerste Kamer
B
De Tweede Kamer
C
Beide Kamers

Slide 7 - Quizvraag

Recht van budget heeft/hebben:
A
De Eerste Kamer
B
De Tweede Kamer
C
Beide Kamers

Slide 8 - Quizvraag

Het parlement is:
A
Eerste en Tweede Kamer
B
Ministers en staatssecretarissen

Slide 9 - Quizvraag

Nederland van 1848 tot 1914
1.2 Werken en Wonen

Slide 10 - Tekstslide

1.2 Industrialisatie
  • Industrialisatie: overgang van handwerk naar werken met machines.
  • Mensen leven in slechte omstandigheden.
  • Hebben een laag loon en kunnen niet protesteren: dan worden ze ontslagen.

Slide 11 - Tekstslide

  • Vakbonden: organisatie die opkomt voor de belangen van werknemers.
  • Als je lid was van een vakbond kon je staken: door lidmaatschap was er een kas waaruit je betaald werd, ook als je ziek was.

Slide 12 - Tekstslide

Verandering via Revolutie of parlement
  • Armoede aanpakken via revolutie is idee van Marx: hij bedenkt communisme. Arbeiders moeten in opstand komen tegen armoede.
  • Armoede aanpakken via parlement zijn sociaaldemocraten. Zij willen dat rijken meer belasting betalen om armoede op te lossen.

Slide 13 - Tekstslide

Vakbonden komen op voor:
A
Werknemers
B
Werkgevers
C
Iedereen

Slide 14 - Quizvraag

Marx is:
A
Communist
B
Sociaal-Democraat

Slide 15 - Quizvraag

Gelijkheid realiseren via parlement is:
A
Communistisch
B
Sociaal-Democratisch

Slide 16 - Quizvraag

  • Doel van beiden is gelijk: samenleving waarin bezit gelijk is verdeeld (=socialisme). 
  • Pieter Jelles Troelstra richtte de SDAP (Sociaal-Democratische Arbeiderspartij) op.

Slide 17 - Tekstslide

Sociale Wetten
  • Liefdadigheid alleen is niet genoeg om armen te helpen. 
  • Overheid moet ingrijpen in deze situatie, maar hoe? =Sociale Kwestie.

Slide 18 - Tekstslide

Sociale Wetten:
  • 1854: Armenwet aangenomen, steun van de overheid
  • 1874: Kinderwetje van Van Houten
  • 1901: Leerplichtwet
  • 1901: Woningwet: redelijke kwaliteit van woningen is een eis
  • 1901: Ongevallenwet: Uitkering als je niet meer kunt werken door een ongeluk

Slide 19 - Tekstslide

SDAP wordt opgericht door ...? (alleen achternaam invoeren)

Slide 20 - Open vraag

Troelstra is een:
A
Communist
B
Sociaal-Democraat

Slide 21 - Quizvraag

Sociale Kwestie is:
A
Er is armoede
B
Armoede moet opgelost worden door geld geven
C
Nadenken over hoe armoede opgelost kan worden

Slide 22 - Quizvraag

Noem één sociale wet:

Slide 23 - Open vraag

Na deze paragraaf ken je/kun je
  • Deelvraag: Welke gevolgen had de opkomst van de industrie voor de arbeiders?
  • Begrippen: communisme, sociaaldemocratie, socialisme, sociale kwestie, sociale wet, vakbond
  • Situatie van armen begrijpen en noodzaak vakbond kennen.
  • Verschillen Communisten en sociaaldemocraten kennen.
  • Voorbeelden van sociale wetten kunnen benoemen.
  • Personen: Troelstra

Slide 24 - Tekstslide