9.2 Infecties bestrijden

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je nog van 9.1?
Herhaling

Slide 2 - Tekstslide

Huidlagen 1 en 2 bij elkaar
Kiemlaag
Opperhuid
Onderhuids bindweefsel
Lederhuid
Hoornlaag

Slide 3 - Sleepvraag

Welke stof wordt hier gemaakt?
A
Zweet
B
Talg

Slide 4 - Quizvraag

Waar liggen je zintuigen in de huid?
A
Hoornlaag
B
Kiemlaag
C
Lederhuid

Slide 5 - Quizvraag

Uit welke lagen bestaat de huid?
A
Opperhuid, Kiemlaag, Hoornlaag
B
Hoornlaag, Kiemlaag, Lederhuid
C
Lederhuid, Onderhuidsbindweefsel, Kiemlaag
D
Opperhuid, Lederhuid, Onderhuids bindweefsel

Slide 6 - Quizvraag

Hoornlaag
Kiemlaag
Lederhuid
Onderhuids bindweefsel
Delende cellen
Vetcellen
Zweetklieren
Dode cellen

Slide 7 - Sleepvraag

Sleep de omschrijving naar de juiste plaats
Dit zintuig is gevoelig voor druk
Hier ligt vet opgeslagen
Deze klier produceert zweet
Als je het koud hebt trekt deze spier je haartjes overeind
Deze klier produceert talg
Dit zintuig is gevoelig voor lichte aanraaking

Slide 8 - Sleepvraag

Welke zin over huidkanker is juist?
A
Kankercellen ontstaan in de hoornlaag
B
Kankercellen delen zich in hetzelfde tempo als de gewone huidcellen
C
Kankercellen kunnen zich via het bloed verspreiden

Slide 9 - Quizvraag

Frank heeft te lang in de zon gezeten en zijn huid is rood geworden. Na een paar dagen zijn er losse 'velletjes' op zijn huid te zien. Tot welk deel van het lichaam behoren de 'velletjes?'
A
De hoornlaag
B
De kiemlaag
C
De lederhuid
D
Onderhuidsbindweefsel

Slide 10 - Quizvraag

Max heeft een lichte huid, ook heeft hij sproeten. Wat kun je zeggen over zijn opperhuid?
A
Hij heeft weinig pigment
B
Hij heeft een dunne opperhuid
C
Hij verbrandt snel in de zon
D
Zowel A, B als C

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Video

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Infectieziekten, wat zijn dat?
A
Antistoffen die ontstaan als je ziek bent
B
Stoffen die je ingespoten krijgt bij een vaccinatie
C
Ziekten die erfelijk zijn
D
Ziekten waarmee je anderen kunt besmetten

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Tekstslide

Antistoffen zijn
A
Altijd lichaamseigen
B
Altijd lichaamsvreemd
C
Soms lichaamsvreemd, soms lichaamseigen

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Wat voor stoffen zijn antistoffen?
A
Vetten
B
Koolhydraten
C
Eiwitten
D
Mineralen

Slide 25 - Quizvraag

Wat doen antistoffen?
A
Plakken aan de ziekteverwekker
B
Eten de ziekteverwekker op
C
Die zorgen ervoor dat je ziek wordt

Slide 26 - Quizvraag

Antistoffen worden gemaakt door
A
Witte bloedcellen
B
Levercellen
C
Ziekteverwekkers

Slide 27 - Quizvraag

1
2
3
4
5
6
7
Een virus of bacterie komt je lichaam binnen
Je wordt ziek
Witte bloedcellen scannen de ziekteverwekker
Je maakt antistoffen tegen de ziekverwekker
Ziekteverwekker deelt zich in het lichaam
Geheugencellen onthouden antigenen ziekteverwekker
Vreetcellen eten de groepjes ziekteverwekkers

Slide 28 - Sleepvraag

Slide 29 - Tekstslide

Wat zijn antigenen?
A
Afweerstoffen
B
Antistoffen
C
Geheugencellen
D
Ziekteverwekkers

Slide 30 - Quizvraag

Wat zijn hier de antigenen?
A
Geel
B
Oranje
C
Blauw

Slide 31 - Quizvraag

Wat zijn antigenen?
A
Stoffen om binnendringers aan te vallen
B
Stoffen om een cel in je lichaam te herkennen

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Tekstslide

Wat is de beste omschrijving voor "Immuun"
A
Je kunt de ziekte niet meer krijgen
B
Behoorlijk ziek worden van een ziekte
C
Een lichaamsvreemde stof
D
Een spuit krijgen met zwakke ziekteverwekkers

Slide 34 - Quizvraag

Slide 35 - Tekstslide

Wat heb je deze les geleerd?
9.2 Infecties
bestrijden

Slide 36 - Woordweb

Slide 37 - Tekstslide

Ik vond deze les....
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Poll

Slide 39 - Tekstslide