Voorbereiding PTA H6 en H7

Voorbereiding PTA H6 en H7
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Voorbereiding PTA H6 en H7

Slide 1 - Tekstslide

Wat te leren
H6 en H7 alles leren, behalve:

het berekenen vermogensrendementsheffing (6.3 vraag 25 t/m 27)
De volgende examenopgaven moet je leren uit het groene boekje:
  • Korting op belasting
  • Wie betaalt de hoogste heffing
  • De staatsschuld
  • Slopen we het heilige huis of niet?
  • Gulle gevers of fiscale slimmeriken?





Slide 2 - Tekstslide

     brutoloon
  + bijtellingen
   - aftrekposten
     --------------------------
     belastbaar inkomen
eigenwoningforfait
auto van de zaak
b
hypotheekrente 
giften goede doelen
reiskosten woon-werkverkeer 
a
Het belastbaar inkomen wil je zo laag mogelijk hebben!

Slide 3 - Tekstslide

6.3 Belasting over je spaargeld? (deel 1)
Ik At Bob's Hond
Te betalen belasting box 1
Te betalen belasting box 3
Te betalen belasting voor heffingskorting
Heffingskortingen
Verschuldigde inkomstenbelasting
  • Heffingskorting
  • Korting op de verschuldigde inkomstenbelasting.
  • Bijv. algemene heffingskorting, arbeidskorting

Slide 4 - Tekstslide

Door een heffingskorting betaal je minder belasting.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Truus woont in een huurhuis. Ze verdient 25.000 euro als administratief medewerker. Ze heeft ook een webshop waarmee ze 5.000 euro verdient. Haar aftrekposten zijn 3.000 euro Bereken het belastbaar inkomen.

Slide 6 - Open vraag

Het inkomen is 85.000. De WOZ-waarde is 410.000. Het eigenwoningforfaitpercentage is 0,75%. De hypotheek is 320.000. De hypotheekrente is 1,8%. Bereken het belastbaar inkomen

Slide 7 - Open vraag

Het inkomen is 85.000. De WOZ-waarde is 410.000. Het eigenwoningforfaitpercentage is 0,75%. De hypotheek is 320.000. De hypotheekrente is 1,8%. Bereken het belastbaar inkomen
Inkomen:                  85.000
Bijtellingen
EWF:                              3.075     (410.000/100 x0,75)
                                  ----------+
Totaal                         88.075
Aftrekposten
Hypotheekrente      5.760 (320.000/100 x 1,8)
                                   ---------- - 
Bel. inkomen          82.315 euro

Slide 8 - Tekstslide

Meyrem Baydar vult de belasting in Ze berekent dat ze 4.460 moet betalen. Hoeveel moet zij bij-of terugbetalen?

Slide 9 - Open vraag

6.4
Goed weten wat de verschillende beginselen zijn en nivellering en denivellering

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Welke van deze belastingtarieven maakt de inkomensverschillen kleiner?
A
Proportioneel tarief
B
Degressief tarief
C
Progressief tarief

Slide 12 - Quizvraag

De overheid hanteert verschillende uitgangspunten bij het heffen van belastingen. Welke uitgangspunt geldt bij het heffen van inkomstenbelasting in ons land?
A
het belastingbeginsel
B
het draagkrachtbeginsel
C
het profijtbeginsel
D
het solidariteitsbeginsel

Slide 13 - Quizvraag

Inkomens kun je nivelleren met een
A
progressieve belasting
B
degressieve belasting
C
proportionele belasting
D
vlaktaks

Slide 14 - Quizvraag

Open economie
Nederland heeft een open economie

Of Nederland naar verhouding veel met het buitenland handelt kun je meten m.b.v. de export- en importquote.

Slide 15 - Tekstslide

Import- en exportquote
Het percentage van de totale importwaarde of exportwaarde ten opzichte van het nationaal inkomen.

Slide 16 - Tekstslide

Wat zijn kenmerken van een land met een open economie?
A
Weinig invoer (import) en uitvoer (export) in verhouding tot de productie.
B
Veel invoer (import) en veel uitvoer (export) in verhouding tot de productie.

Slide 17 - Quizvraag

Nationaal inkomen 700 miljard euro
Importwaarde 400 miljard euro
Bereken de importquote

Slide 18 - Open vraag

Nationaal inkomen 700 miljard euro
Exportquote 45%
Bereken de exportwaarde

Slide 19 - Open vraag


Slide 20 - Open vraag


Slide 21 - Open vraag

Wat probeert de EU te beschermen met protectiemaatregelen?

Slide 22 - Open vraag

Wat hoort bij vrijhandel?
A
Contingentering
B
Exportsubsidie
C
Importheffing
D
Geen belemmeringen

Slide 23 - Quizvraag

Globalisering kan zorgen voor economische groei, maar ook voor werkloosheid.
Daarover gaan de volgende zinnen.

1. Een bedrijf verhuist naar een lagelonenland om te produceren.
2. Het wordt voor bedrijven goedkoper om in een ander land te produceren.
3. Nederlandse fabrieksarbeiders verliezen hun baan.

Wat is de juiste volgorde?
A
Globalisering → 1 → 3 → 2 → werkloosheid
B
Globalisering → 2 → 1 → 3 → werkloosheid
C
Globalisering → 3 → 2 → 1 → werkloosheid
D
Globalisering → 2 → 3 → 1 → werkloosheid

Slide 24 - Quizvraag

Wat is géén voorbeeld van globalisering.
A
Via internet kun je over de hele wereld shoppen.
B
Ons rundvlees komt uit Argentinië.
C
Sommige mensen willen de euro afschaffen.
D
Steeds meer Nederlanders vinden een baan in China.

Slide 25 - Quizvraag

De volgende zinnen gaan over globalisering. Welke is juist?
A
Door globalisering wordt de handel met het buitenland steeds lastiger.
B
Internet heeft het proces van globalisering versneld.
C
Nu we te maken hebben met globalisering wordt de hele wereld een vrijhandelszone.
D
Steeds minder producten of ingrediënten komen uit het buitenland.

Slide 26 - Quizvraag

Ondanks de hoge lonen in ons land heeft het Nederlandse hightech bedrijf ASML een sterke internationale concurrentiepositie.
welke twee gegevens hieronder geven hiervoor een verklaring?
A
ASML doet hoge investeringen in onderzoek en ontwikkeling.
B
De koers van de euro is hoog ten opzichte van andere valuta.
C
De vennootschapsbelasting in Nederland is hoger dan in het buitenland
D
Het personeel bij ASML is hoogopgeleid

Slide 27 - Quizvraag

Procenten berekenen
(N-O) : O x 100 = procentuele stijging of daling
Deel : geheel x 100 = een deel uitdrukken in een percentage van een geheel

Slide 28 - Tekstslide