Startrekenen Vooraf H6 gepast betalen en wisselgeld

• Rekenen
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 2

Hoofdstuk 6 geld

rekenen met geld

doelen

Ik betaal (gepast) met geld.

Ik geef wisselgeld terug.

geld optellen

stap 1 : Tel de euro's op.

stap 2 : Tel de centen op.

stap 3 : Tel de euro en centen op.

geld optellen

stap 1 : Tel de euro's op.

20 + 10 + 5 = 35       2 + 1 = 3         35 + 3 = 38

stap 2 : Tel de centen op.

10 + 10 + 10 + 5 + 1 + 1 = 37

stap 3 : Tel de euro en centen op.                        € 37,38

geld schatten

Als je iets gaat kopen, kun je schatten of je genoeg geld hebt.

                                                         ≈ 

Je gebruikt hierbij de woorden: bijna of ongeveer.

                         =                                    =                                    =

               bijna € 3,-               bijna € 4,50                   bijna € 9,-

€ 2,78

€ 4,49

€ 8,90

0  1  2    3  4  5  6  7   8  9  0

afronden naar beneden

afronden naar boven

afronden
naar 
"het midden"

€ 4,80

je geeft:                        je krijgt terug:

                                       = wisselgeld

je geeft:                   = gepast betalen

Je wil 3 zakken chips kopen. Iedere zak kost €1,99. Hoeveel geld moet je minstens meenemen?

1. €5,00
2. €6,00
3. €7,00
4. €10,00

Je gaat cadeautjes kopen. De voetbal kost €14,99, het boek dat je koopt kost €4,49. Hoeveel geld heb je ongeveer nodig?

1. €20,00
2. €18,00
3. €22,00
4. €17,00

Goedemorgen! 

Log in in de LessonUp.

Pak je werkboek en potlood/pen

Opschrijven van een geldbedrag

Euroteken ervoor €

2 cijfers achter de komma, dus: €2,30 en niet €2,3

Hele bedragen schrijf je zo €11,- of €11,00

Bedragen zijn altijd met een komma! 

Op een rekenmachine alleen met een punt

Een nintendospel kost € 40,50.
Dit is:

1. ongeveer 35 euro
2. bijna 40 euro
3. ongeveer 40 euro

Eline heeft snoep gekocht voor €1,25 en een fles drinken voor €2,10. Zij betaald met een briefje van €10,-
Hoeveel wisselgeld krijgt zij terug?

1. €6,65
2. €6,60
3. €6,70
4. €6,75

Hidde doet boodschappen.
Hij moet € 31,85 betalen.
Hij betaalt met een briefje van 50.

Hoeveel wisselgeld krijgt hij terug?

1. € 20,85
2. € 20,15
3. € 18,15
4. € 29,15

De klant moet 24 euro betalen maar geeft 40 euro, hoeveel wisselgeld moet Rens teruggeven?

1. 16 euro
2. 14 euro
3. 15 euro
4. 24 euro

Zelf aan het werk

Maak het hoofdstuk af.

Klaar? Laten checken of het voldoende is

Klaar? Zelf nakijken

Klaar? Studiemeter H6

Klaar? Junior Einstein rekenwerk