11-1 groep 1.4

• NT2
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Vraagwoorden

Wie?

Wat?

Waar?

Wanneer?

Hoeveel?

Met deze woorden maak je een vraag. Aan het eind van de zin staat een vraagteken. Je begint de zin altijd met het vraagwoord.

Vraagwoorden.

Wie?

Wat?

Waar?

Wanneer?

Hoeveel?

Met deze woorden maak je een vraag. Aan het eind van de zin staat een vraagteken. Je begint de zin altijd met het vraagwoord.

34. Praat samen

Stel elkaar de vragen.

Praat met 3 verschillende klasgenoten.

Schrijf de antwoorden met potlood in je boek.

35. Lees de tekst

samen de tekst lezen

Getallen 20-100

26       zesentwintig

34       vierendertig

77       zevenenzeventig

95       vijfennegentig

Getallendictee

Schrijf drie getallen op tussen 20-100.

Niet aan anderen laten zien.

Iedere leerling leest zijn getallen voor.

De andere leerlingen schrijven de getallen op.

39. Praat samen

Praat samen met een klasgenoot. 

Stel elkaar om de beurt een vraag.

Schrijf de antwoorden in het boek.

40. Lees de tekst

blz. 55

We lezen samen de tekst.

Zelf verder werken in TaalCompleet en op de laptop.

Huiswerk:

• woorden van 2.4, 2.5 en 2.6 leren.
• opdrachten maken t/m 54 (2.8).

Pauze om 13:45 uur.

Het alfabet

Iedereen zegt 1 letter van het alfabet. Kijken of we samen foutloos het alfabet op kunnen zeggen.

Woorden spellen 

Hoe spel je dat?

Spel jouw naam.

Spel de naam van iets dat je ziet in de klas.

Spel de naam van het land waar je vandaan komt

Zelf verder werken in TaalCompleet en op de laptop.

Huiswerk:

• woorden van 2.4, 2.5 en 2.6 leren.
• opdrachten maken t/m 54 (2.8).

Einde les 15:30 uur.

www.berekenenonline.nl