Hoofdstuk 15.3 Temperatuur

Hoofdstuk 15.3 Temperatuur
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1-4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 15.3 Temperatuur

Slide 1 - Tekstslide

Planning van de les
- Herhaling vorige les
- Doelen bespreken
- Instructie temperatuur
- Opdrachten maken
- afsluitende opdracht

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling vorige les

Slide 3 - Tekstslide

reken uit:
630 s = .....min
A
10.5 min
B
63 min
C
1.05 min
D
6.3 min

Slide 4 - Quizvraag

reken uit:
0.2 h = ...... min
A
12 min
B
20 min
C
200 min
D
0.1 min

Slide 5 - Quizvraag

Doelen van de les
- Ik ken de eenheid van temperatuur: Graden Celsius °C
 - Ik weet dat de temperatuur onder 0 kan zijn en dat er dan een minteken voor het getal staat.
- Ik kan een temperatuur van een analoge en een digitale thermometer aflezen.
- Ik kan tijden en temperaturen bij elkaar optellen en van elkaar afhalen.


Slide 6 - Tekstslide

Temperatuur 
Temperatuur geeft aan hoe koud of warm iets is. 
De eenheid van temperatuur is Graden Celsius

Wie weet wat de afkorting is van Graden Celsius?

Slide 7 - Tekstslide

Temperatuur 
Je meet temperatuur met een thermometer. Er bestaan analoge en digitale thermometers. 


Slide 8 - Tekstslide

Analoge thermometer
Analoge thermometer

Slide 9 - Tekstslide

Uitleg
Analoge themometer
In een thermometer zit vloeistof.
Aan de hoogte van de vloeistof kan je zien wat de temperatuur is. Het getal of het streepje waar de vloeistof stopt, is de temperatuur.

Bij de analoge thermometer geeft de vloeistof de temperatuur aan. Het streepje of getal waar de vloeistof stop, geeft de temperatuur aan. 

Slide 10 - Tekstslide

Digitale thermometer
Digitale thermometer

Slide 11 - Tekstslide

Uitleg
Digitale thermometer
Bij de digitale thermometer wordt de temperatuur aangegeven in cijfers. De temperatuur lees je af van de thermometer.

Koortsthermometer
Ook een mens kan de temperatuur van zijn lichaam meten (lichaamstemperatuur).
Dit doe je met een andere thermometer dan een buitenthermometer. Hier gebruik je een koortsthermometer voor.

Slide 12 - Tekstslide

watertemperatuur
temperatuur binnen of buiten
digitale lichaamstemperatuur

Slide 13 - Sleepvraag

Wat is de temperatuur in je lichaam?

Slide 14 - Open vraag

Wat doen we tijdens deze les:

* Uitleg negatieve getallen 
filmpje negatieve getallen bekijken
* Sommmen oefenen

HANDIG leren rekenen.

Slide 15 - Tekstslide

Rutger heeft koorts.
Gisteren had hij een temperatuur van 38,0 °C, vandaag is dat 39,8 °C.
Hoeveel graden is dit gestegen?
A
1,8 °C
B
2,1 °C
C
2,9 °C
D
2,5 °C

Slide 16 - Quizvraag

De temperatuur stijgt van 19 naar 23 graden. Hoeveel graden is de temperatuur gestegen?

Slide 17 - Open vraag

(klik op de afbeelding)

Welke dag heeft het grootste verschil tussen de minimum en maximum temperatuur?
A
zaterdag
B
zondag
C
maandag
D
dinsdag

Slide 18 - Quizvraag

Aan de slag!
Hoe?
Zelfstandig
Ik loop rond voor vragen
Blz.
Hoofdstuk 15.3 & 15.4 
begint op blz. 109

Opdr.
22 t/m 37
Er moet een berekening bij.

Klaar?
Iets voor jezelf doen op je laptop, waarbij je niemand anders stoort. 


timer
15:00

Slide 19 - Tekstslide