20VP-D (11/05/2021)

Join the lesson! Use your phone
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 150 min

Onderdelen in deze les

Join the lesson! Use your phone

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

First half (5/10 min)  tot 20:00

Presentie (5/10 min)

Check up- everyone good? We have this lesson and next week. Then we won't see eachother for the last period. Anything you still want to learn, need to work on your own?
For next week input. Etc.

Nakijken teksten Huiswerk. (eerste 2)

Maken laatste text. 
Presentatie eventueel weer bekijken, vooral WAAROM hebben we dit als antwoord.
Eindigen met tips en het samen maken van nog een tekst. 




Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Coffee break
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Second half (5 min) tot 20:45
Grammar - four main tenses.
 - Present simple
 - Present continuous
Go through these two tenses AGAIN, do quiz.

Grammar
 - Past simple
 - Past continuous.
Go through the tenses.
End with some questions// quiz.
Next week we start with a little quiz on these two tenses! 





Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple
Present Continuous

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present simple vormen.
I
Stam
Walk
you
Stam
Walk
he/she/it
Stam+s
Walks 
we
Stam
Walk
they
Stam
Walk

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe maak je de present continuous?
De present continuous maak je met een vorm van to be gevolgd door een werkwoord met de uitgang -ing.
I am
You are
He is / She is / It is                                                watching a film.
We are
You are
They are

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De present simple is...
A
Onvoltooid Verleden tijd
B
Tegenwoordige tijd
C
Toekomende tijd
D
Voltooid verleden tijd

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

The present simple is...
A
now.
B
a fact.
C
a routine.
D
all of the above.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe maak je de present simple?
A
Alleen de stam (WW)
B
De stam en +s bij he, she en it
C
De stam + ing
D
De stam + ed

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple:
A
I am walking to school.
B
They walked to school.
C
We have walked to school.
D
He walks to school.

Slide 11 - Quizvraag

Present simple:
Rule Example
 Je gebruikt de tegenwoordige tijd (present simple)
als je het over het volgende hebt:
• feiten Water boils at 100 degrees.
• gewoontes I usually get up at 6.30.
• toekomst als je een rooster/tijdschema/programma hebt ;The train leaves at 7.30.
• levendig beschrijving/dramatisch effect;
In 1099 William conquers England
Altijd hele werkwoord behalve SHIT: +S
I walk -> He walks

(to walk) present simple
He ....... in the park.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Grammar: Present continuous
Wanneer gebruik je de present continuous?
A
Als iets in het verleden is gebeurd.
B
Als iets nu aan de gang is.
C
Als iets in de toekomst gaat gebeuren.
D
Als iets is gebeurd maar het is nog steeds belangrijk.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the Present Continuous.

Look! The bird ___ !
A
dance
B
dancing
C
are dance
D
is dancing

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the Present Continuous:
Our teacher ___ the grammar.
A
explains
B
is explain
C
explaining
D
is explaining

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


..... (you/come) tonight?
A
are you coming
B
is you coming
C
did you come
D
come

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I (work) at the moment.
A
work
B
am working
C
is working
D
worked

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

They (go) to a restaurant every Saturday
A
is going
B
are going
C
go
D
went

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

You usually (arrive) late.
A
arrive
B
arrives
C
are arriving
D
is arriving

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Julie (sleep) now.
A
are sleeping
B
sleeps
C
is sleeping
D
sleep

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Pim always (end) the lessons on a high note!
A
is ending
B
are ending
C
ends
D
end

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Any Questions about the PRESENT simple or continuous?

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Grammar: past simple

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple 

Slide 24 - Tekstslide

The So as you can see in this slide, most verbs just get -ed behind it. 
Walk becomes walked
Play becomes played 
When we take a closer look at carry and study, we can see that they’ve got a consonant (medeklinker) before the -y, when this is de case the -y changes in -ies. 
Another thing we have to be aware of is that some verbs get a double consonant, like plan and stop. 
Past simple vormen.
I
Stam+ed
walked
you
Stam+ed
walked
he/she/it
stam+ed
walked
we
stam+ed
walked
they
stam+ed
walked

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Past continuous
was/were verb+ing

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Past continuous 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Past Continuous
  • De past continuous gebruik je om te zeggen dat iets in het verleden aan de gang was.
  • De past continuous is de verleden tijd +ing
  • Je maakt de past continuous met:
    was/were voor het werkwoord +ing achter het werkwoord

    Bijvoorbeeld: I was eating when the phone rang.
    Bijvoorbeeld: They were sleeping.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Past simple vs past continuous

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple of
to see?
A
saw
B
seen
C
see
D
seed

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

de past simple van to buy is?
A
buyd
B
gebuyed
C
gebought
D
bought

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple
A
voltooid verleden tijd
B
tegenwoordige tijd
C
toekomende tijd
D
onvoltooid verleden tijd

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

past simple of 'wash'
A
washed
B
washd

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past simple of
to talk?
A
talks
B
talking
C
talked
D
tolk

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste zin met de past simple
A
Jason did went to the park
B
Jason goed to the park
C
Jason went to the park
D
Jason goes to the park

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

de past simple van to walk is?
A
walks
B
walkt
C
walked
D
gewalkt

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn signaalwoorden voor de past continuous?
timer
0:20
A
when, while
B
always, never, ever, often
C
right now, at the moment
D
yesterday, last week

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct tense:
past simple or past continuous
I (watch) TV when Susan phoned me.
A
was watching
B
watched
C
watch
D
had been watching

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fill in the past continuous: We ................... a good movie when the phone rang.
A
watched
B
have watched
C
were watching
D
are watching

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

The past continuous is...
A
something that was happening over a longer period of time.
B
was / were + verb + ing
C
when something was going on for a while.
D
in the past.

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fill in the past continuous
John ...............(sing) at the party yesterday evening
A
was singing
B
were singing
C
singing
D
can singing

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct tense:
past simple or past continuous
He (work) in France for two years.
A
was working
B
had worked
C
had been working
D
worked

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which one is the Past Continuous?
A
"I was heading to school yesterday"
B
"I am heading to school at 10 o'clock"

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

past continuous
You ...... (work) on your computer when it crashed.
A
are working
B
worked
C
work
D
were working

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

WHICH ONE IS THE PAST CONTINUOUS?
A
I worked at home last week
B
I was working at home, when the doorbell rang
C
I am working at home at the moment
D
I work at home every day

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Quick break
timer
5:00

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Thalidomide Text + Video
Depends on Time! 

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Thalidomide

Slide 48 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 49 - Video

Deze slide heeft geen instructies

See everyone next week!
P.witteveen@horizoncollege.nl
+31612611114 (noodgevallen etc.)

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies