1m1 Woordenschat H1

Denk aan de regels!
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Denk aan de regels!

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag: 
1e uur: 
- Lezen en cijfers 
- Instructie 'Woordenschat'
- Opdrachten van 'Spreken en gesprekken voeren' afmaken
2e uur: 
- Opdrachten van 'Woordenschat' afmaken

Slide 2 - Tekstslide


Veel plezier met lezen!
timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen deze les:
-Je kunt vertellen wat een synoniem is. 

-Je kunt de betekenis raden van een onbekend woord met behulp  van een synoniem. 

Slide 4 - Tekstslide

Wat is een synoniem?

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een synoniem? 
Dit weekend was mijn laptop stuk. Ik vond het spannend om mijn vader te vertellen dat mijn laptop kapot was.

Kun jij de synoniemen vinden? 

Slide 6 - Tekstslide

Synoniemen zijn: 
verschillende woorden die hetzelfde betekenen. 
Bijvoorbeeld:   
absent - afwezig
imiteren- nadoen

Slide 7 - Tekstslide

Tijd voor een quiz!
Het woord tussen de haakjes heeft een synoniem.  Zoek op basis van de context het synoniem. 

Slide 8 - Tekstslide

De docent vraagt wie er (ABSENT) is, maar er is niemand afwezig.
A
niemand
B
de docent
C
maar
D
afwezig

Slide 9 - Quizvraag

In deze fabriek (PRODUCEREN) ze badmode. Ze maken er badjassen en bikini's.
A
badmode
B
Ze
C
er
D
maken

Slide 10 - Quizvraag

Niet alleen Tim is (INTELLIGENT), maar ook zijn broer is erg slim.
A
ook
B
broer
C
slim
D
haar

Slide 11 - Quizvraag

De meeste (SCHOLIEREN) komen op de fiets. Sommige leerlingen komen per bus.
A
Sommige
B
komen
C
leerlingen
D
per

Slide 12 - Quizvraag

Ik wist welk antwoord ik moest (OPSCHRIJVEN), maar mijn zusje wist niet wat zij moest noteren.
A
zusje
B
noteren
C
moest
D
wat

Slide 13 - Quizvraag

De synoniem van 'absent' =
A
aanwezig
B
afwezig

Slide 14 - Quizvraag

De synoniem van 'waarschijnlijk' =
A
vermoedelijk
B
ooit

Slide 15 - Quizvraag

De synoniem van 'exact' =
A
snel
B
precies

Slide 16 - Quizvraag

De synoniem van 'gebrek' =
A
vorming
B
tekort

Slide 17 - Quizvraag

De synoniem van 'emoties' =
A
gevoelens
B
verbanden

Slide 18 - Quizvraag

Synoniemen zijn:
A
Twee verschillende woorden met dezelfde betekenis.
B
Twee woorden die je hetzelfde schrijft.

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Video

Aan het werk
Wat? Maak de opdrachten bij 'Spreken en gesprekken' af. Maak daarna de opdracht 1 t/m 7 en 10 van 'Woordenschat'
Hoe? Individueel (= alleen)

Eerder klaar? Begin aan 'Taalverzorging - Werkwoorden'. Maak de startopdracht en bekijk de instructie. Maak daarna opdracht 1 t/m 5 en 9B 
Vragen? Aan mij of aan je buurman/buurvrouw

Slide 21 - Tekstslide

Huiswerk voor dinsdag 8-10
Opdracht 1 t/m 7 van 'Woordenschat'

Slide 22 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?
Ik weet wat een synoniem is

Slide 23 - Tekstslide