Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Voorbereiding examen
Voorbereiding examen
1 / 49
volgende
Slide 1:
Tekstslide
In deze les zitten
49 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Voorbereiding examen
Slide 1 - Tekstslide
Wat moet je doen, als je het antwoord op een meerkeuze vraag niet weet tijdens het examen?
A
je moeder appen
B
de hele tekst met je buurman bespreken
C
een hulplijn bellen
D
altijd gokken!
Slide 2 - Quizvraag
Welke vier tekstdoelen kan je onderscheiden?
Slide 3 - Open vraag
Wat is een kernzin?
Slide 4 - Open vraag
Waar vind je de kernzin in een alinea?
Slide 5 - Open vraag
SIGNAALWOORDEN
Slide 6 - Tekstslide
Welke signaalwoorden ken jij al?
Slide 7 - Open vraag
Slide 8 - Tekstslide
Wat geeft een signaalwoord aan?
Slide 9 - Open vraag
Wat is CITEREN?
Slide 10 - Open vraag
Op welke onderdelen word jij beoordeeld bij het onderdeel schrijfvaardigheid?
Slide 11 - Open vraag
HOE PAK JIJ EEN TEKST AAN?
Start je met het
lezen
van de
tekst
of
start je juist met het globaal
lezen
van de
vragen?
Welke manier brengt jou
succes
?
Slide 12 - Tekstslide
SCHRIJFVAARDIGHEID
Slide 13 - Tekstslide
Welke schrijfopdracht kan je op het examen verwachten?
Slide 14 - Open vraag
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Welke 'driedeling' heeft een goede tekst?
Slide 18 - Open vraag
Wat is de betekenis van:
CONVENTIES?
A
afspraken over welke schrijfregels je moet gebruiken
B
afspraken over spellingsregels
C
afspraken over grammaticaregels
D
afspraken over mensenrechten
Slide 19 - Quizvraag
woordenlijst examen
De volgende woorden komen vaak in de
vragen
of
meerkeuzeantwoorden
van de examens voor.
Slide 20 - Tekstslide
Geef de betekenis van
aankondigen
A
vertellen dat iets gaat komen
B
vertellen dat iets gaat ontstaan
C
vertellen dat iets gaat gebeuren
D
vertellen dat iets gaat komen of gebeuren
Slide 21 - Quizvraag
Geef de betekenis van
aanleiding
Slide 22 - Open vraag
Sleep de juiste betekenis naar het woord
iets wat je zegt of schrijft
te maken hebben met
onderdeel
minder erg maken
opmerking over iets
vinden
waarvoor iets is bedoeld
afzwakken
aantreffen
betrekking hebben op
commentaar
bewering
functie
element
Slide 23 - Sleepvraag
iets waarvan je kunt
controleren of het
waar is
je gebuikt iets om iets te bereiken
waardoor iets komt
waarom je iets vindt
doel - middel
feit
oorzaak
argument
Slide 24 - Sleepvraag
Wat mag je NIET doen als er gevraagd wordt een lange zin uit een tekst te citeren?
A
het eerste en laatste woord met puntjes ertussen noteren
B
de hele zin noteren
C
alleen de regelnummers noteren
D
de eerste en laatste twee woorden met puntjes ertussen noteren
Slide 25 - Quizvraag
Wat wil men weten als er wordt gevraagd naar de aanleiding van het schrijven van de tekst?
A
Wat het doel is van de tekst
B
Voor wie de tekst bedoeld is (publiek)
C
Hoe de schrijver op het idee is gekomen om de tekst te gaan schrijven
D
Welke tekstsoort het is
Slide 26 - Quizvraag
Slide 27 - Tekstslide
Wat is het voornaamste doel van deze advertentie?
A
de lezer overtuigen
B
de lezer waarschuwen
C
de lezer informeren
D
de lezer tot handelen aansporen
Slide 28 - Quizvraag
Hoe is in deze advertentie de verhouding tussen de titel "U leest nu de krant" en de tekst daaronder?
A
de tekst maakt de titel minder schokkend
B
de titel ondersteunt de tekst
C
de tekst zorgt ervoor dat de titel wordt begrepen
D
de titel voegt een nieuw inhoudselement toe aan de tekst
Slide 29 - Quizvraag
Sleep de juiste betekenis naar het woord
iets wat je zegt of schrijft
te maken hebben met
onderdeel
minder erg maken
opmerking over iets
vinden
waarvoor iets is bedoeld
afzwakken
aantreffen
betrekking hebben op
commentaar
bewering
functie
element
Slide 30 - Sleepvraag
Welke titel voor een artikel over verschillende soorten koekjes is goed?
A
Lekker.
B
Soorten koekjes
C
Welke soort koekjes is het lekkerst?
D
Sprits, rondo's, gevulde koeken
Slide 31 - Quizvraag
wat is een synoniem van: naar aanleiding van?
A
zoals
B
maar
C
daardoor
D
vanwege
Slide 32 - Quizvraag
wat is de juiste aanhef?
A
Geachte mevrouw Thijssen
B
Geachte Mevrouw Thijssen,
C
Geachte mevrouw Thijssen,
D
geachte mevrouw Thijssen,
Slide 33 - Quizvraag
Wat is de juiste aanhef?
A
Geachte mevrouw Van Dijk,
B
Geachte Mevrouw Van Dijk,
C
Geachte mevrouw Van Dijk
D
Geachte mevrouw van Dijk,
Slide 34 - Quizvraag
Op welke onderdelen wordt je opdracht niet beoordeeld?
A
Taalgebruik
B
Originaliteit
C
Inhoud
D
Conventies
Slide 35 - Quizvraag
Je schrijft de zakelijke e-mail aan de klantenservice van de Hema. Welke aanhef gebruik je?
A
Geachte klantenservice,
B
Geachte Hema,
C
Geachte heer, mevrouw,
D
Geachte medewerkers,
Slide 36 - Quizvraag
Welke zin is juist gespeld?
A
Naar aanleiding van me gesprek met u, mail ik u.
B
Na aanleiding van mijn gesprek met u, mail ik u.
C
Naar aanleiding van mijn gesprek met u, mail ik u.
Slide 37 - Quizvraag
Je schrijft een zakelijke e-mail aan Lars Wouters. Welke aanhef gebruik je?
A
Geachte meneer Wouters,
B
Geachte Lars Wouters,
C
Geachte heer,
D
Dag meneer Wouters,
Slide 38 - Quizvraag
Hoe sluit je een artikel af? Je schrijft onderaan:
A
Met vriendelijke groet + je naam en klas
B
Alleen je naam en klas
Slide 39 - Quizvraag
activeren
A
aansporen om iets te doen
B
aanzetten
C
overtuigen van je mening
D
een activiteit verzinnen
Slide 40 - Quizvraag
anekdote
A
een mop
B
een korte tekst
C
een leuk kort verhaaltje
D
een sprookje
Slide 41 - Quizvraag
weerleggen
A
het eens zijn met de bewering
B
bewijzen dat een bewering niet klopt
C
beweren dat jij gelijk hebt
D
argumenten verzinnen
Slide 42 - Quizvraag
nuanceren
A
beter uitleggen zodat je het wél snapt
B
nog duidelijker maken wat jouw mening is
C
een bewering met voorbeelden extra goed uitleggen
D
een bewering een beetje afzwakken door te laten zien dat je er ook anders naar kunt kijken
Slide 43 - Quizvraag
onderschrijven
A
onderaan op het blad schrijven
B
zeggen dat je het ermee eens bent
C
een handtekening zetten
D
over de tekst heen schrijven
Slide 44 - Quizvraag
De aanhef
Altijd geachte gebruiken
Na de aanhef altijd een witregel!
Slide 45 - Tekstslide
De inleidende zin
In de inleidende zin vertel je altijd waarom je de e-mail schrijft.
Als in de opdracht staat dat je jezelf moet voorstellen, dan doe je dat ook in de inleidende zin.
Slide 46 - Tekstslide
Het middenstuk
In deze alinea's beschrijf je de meeste verplichte punten uit de opdracht!
Stel je vragen
Geef meer informatie
Beschrijf deze punten kort en bondig
Gebruik makkelijke taal! Zo voorkom je spelfouten
Slide 47 - Tekstslide
Afsluitende zin
In de afsluitende zin sluit je de e-mail netjes af. Beschrijf hier je wens en/of verwachting. Witregel na afsluitende zin!
Ik hoop spoedig van u te horen.
Ik ontvang graag snel een reactie.
Ik vraag u om binnen twee weken te reageren.
Slide 48 - Tekstslide
Slotformule en naam
Gebruik een van de twee slotformules:
Met vriendelijke groet,
Hoogachtend,
Soms staat in de opdracht welke slotformule je kan gebruiken. Witregel na slotformule!
Sluit af met je voornaam en achternaam.
Slide 49 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Mavo 4 eindexamen
Mei 2024
- Les met
45 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Schrijven: Zakelijke e-mail (M4)
Februari 2023
- Les met
19 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
2015 tv 1 BB Nederlands
April 2017
- Les met
37 slides
door
Examentraining
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 4
Examentraining
Examentraining 2018
Mei 2018
- Les met
27 slides
door
Examentraining
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 4
Examentraining
Zakelijke e-mail schrijven
September 2022
- Les met
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 4
Zakelijke e-mail schrijven
September 2021
- Les met
12 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 4
eindexamenquiz
Maart 2023
- Les met
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Zakelijke e-mail schrijven
September 2021
- Les met
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 4