Examtraining: Open questions, literary devices & writer's tone and purpose

Open questions, literary devices & writer's tone and purpose

Tips & Tricks

1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavo, havo, vwoLeerjaar 4-6

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Open questions, literary devices & writer's tone and purpose

Tips & Tricks

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Analytical tools
The big five models helps you to analyse texts. It is very useful for Paper one, written tasks and individual oral commentary. This is the lens in which you look at texts and reveal the levels of understanding.

Audience and purpose – who wrote the text, who was it written for, why did the writer write it
Content and Theme – what is the text about, the overall message.
Tone and Mood – what is the writer’s tone how does the text make the reader feel.
Stylistic analysis – what devices does the writer use.
Structure – what kind of text is it, what structural conventions are used.

Open vragen
Bij een open vraag is het belangrijk dat je de tijd neemt om de vraag goed te lezen. De vraag zegt namelijk vaak al waar je moet zoeken en waar je op moet letten.

Daarnaast staat er ook hoe je het antwoord moet opschrijven, bijvoorbeeld door te citeren met een of twee woorden, of in het Nederlands beantwoorden. 





Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stappenplan




- Lees de vraag en markeer als dat kan het stuk tekst waar je het antwoord moet zoeken. Als er een citaat in de vraag staat markeer je dat. Het antwoord staat daar namelijk vrijwel altijd dichtbij.

- Daarna kijk je in de vraag wat ze precies willen weten. Vragen ze om een voorbeeld, een tegenstelling of toch een opsomming?

- Met het antwoord op de vorige vraag ga je zoeken naar signaalwoorden. Die dat tekstverband weergeven.

- Vlakbij het juiste signaal- of functiewoord zul je het antwoord vinden.
- Schrijf daarna het antwoord op volgens de instructies in het examen, waarbij de taaltekenregels niet vergeten moeten worden. 




Voorbeeld
Wat is volgens alinea 1 de belangrijkste oorzaak voor het krimpen van de
aantallen rode eekhoorns?

Geef antwoord in het Nederlands.
--> Je markeert alinea 1.
--> Ze zoeken een belangrijke oorzaak/reden
--> er is een vermindering in het aantal rode eekhoorns
--> Je moet in eigen woorden in het Nederlands antwoorden



Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

According to paragraph 1, what is the main cause for the shrinkage of the
numbers of red squirrels? Answer in Dutch.

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg
De vraag was: Wat is volgens alinea 1 de belangrijkste oorzaak voor het krimpen van de aantallen rode eekhoorns?

Geef antwoord in het Nederlands.
- Signaalwoorden in de tekst: yet (r.2)
- Als we de zin die begint met yet gaan lezen zien we het woord predominantly, wat 'belangrijkste' betekent.

- De zin in zijn geheel laat zien dat er een virulent virus is dat zorgt voor het verdrijven van rode eekhoorns.

- Alle elementen van de vraag komen in deze zin terug. De oorzaak is dus een virus/besmettelijke ziekte.




Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

“Can an economist dig a hole without another filling it?” (title)
What is questioned in the title?
Explain in Dutch, in your own words.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg 
De vraag was: “Can an economist dig a hole without another filling it?” (title). 

Wat wordt er in de titel in twijfel getrokken?
Leg het uit in je eigen woorden.
- Er is een citaat, dus dat is het uitgangspunt.
- Er wordt iets in twijfel getrokken.
- Als je de tekst leest, zie je in de zinsgedeelte "leads me to wonder"  regel 4 aanleiding geeft tot twijfel. 
Dit duidt op twijfel. We kunnen ervan uitgaan dat de reden achter die zin in dezelfde zin zal worden uitgelegd.
- Als we dat in onze eigen woorden zeggen, krijg je een antwoord dat te maken heeft met het nut/waarde/bestaansrecht van de economen.




Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gatenvragen
De vrees van menig leerling, maar stiekem niet zo moeilijk, als je de (signaal)woorden (her)kent.

Er zijn 2 soorten:
1: gatenvragen met signaal-/functiewoorden (kan een gatenvraag zijn, maar ook bijvoorbeeld 'hoe verhoudt deze alinea zich tot de vorige'.)
2: echte gatenvragen (stukjes tekst/delen van zinnen zijn weggelaten)



Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stappenplan: Signaal-/functiewoorden
Deze stappen loop je door van boven naar beneden
1. Titel, plaatje, intro bekijken voor de GROTE LIJN
2. Lees tot het gat + 1 zin
3. Zoek naar signaalwoorden en leestekens
4. Antwoorden verdelen in negatief/positief
5. Tegenstellingen zoeken in de antwoorden
6. GOKKEN op de GROTE LIJN














Slide 10 - Tekstslide

Extra uitleg:
Weet wat de GROTE LIJN van de tekst is, zodat je het woord in die lijn kunt zoeken
Lees tot het gat + 1 zin want daar staat het antwoord. Let op de volgende complicaties:
Staan er WEL signaalwoorden in het antwoord, dan bekijk je de zin erVOOR en de zin met het gat. Daar vind je dan het antwoord.
Staan er geen signaalwoorden in de zin, dan staat de aanwijzing in de zin NA het gat.
Staat het gat in de laatste zin van de alinea dan moet je kijken of de 1e zin van de volgende alinea nuttig is. Hij is nuttig als hij begint met een SIGNAALWOORD of met THIS / THAT. Als dat NIET zo is gaat de volgende alinea over een ander onderwerp en moet je het antwoord dus ergens in de alinea ervoor vinden.
Signaalwoorden en leestekens hebben een functie. Kijk goed naar de voorbeelden zodat je weet waar het antwoord te vinden is:
dus…(gat)…. De reden wordt gegeven voor het gat
maar…(gat)… De tegenstelling van het gat wordt gegeven
…(gat): Na dubbele punt staat de inhoud van het gat
Als je na stap 1 t/m 3 het antwoord nog niet hebt gevonden, ga je door met stap 4. Verdeel de antwoorden in positieve en negatieve antwoorden en elimineer de onjuiste antwoorden.
Tegenstellingen in antwoorden vinden: let wel op de ontkenningen!
groot b) leuk c) klein d) koud
 Een van de twee tegenstellingen is het antwoord
6. Als je het na deze 5 stappen nog niet weet, kun je gokken op dat wat het meest past bij de grote lijn.

Voorbeeld
Antwoorden: A But then

                            B Instead
                            C Similarly
                            D Therefore
Voor het gat staat een voorbeeld van hoe beroemd Mr. Bean is. Hij wordt herkend in Frankrijk. Na het gat staat dat Mr. Bean herkend wordt door Chinezen. Het lijkt dus op een uitbreiding/opsomming.
Omdat ik mijn signaalwoorden heb geleerd weet ik nu dat het antwoord C moet zijn.


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Which of the following fits the gap in paragraph 4?
A
Consequently,
B
Moreover,
C
Similarly,
D
Yet,

Slide 12 - Quizvraag

to concoct = verzinnen
Uitleg
Answers:    A Consequently,
                       B Moreover,
                       C Similarly,
                       D Yet 

In de zin voor de gap staat dat we kritisch moeten zijn (raise concerns) over programma's waar autoriteiten en journalisten samenwerken.
In de zin na de gap staat dat de witch hunt (hier verwijzend naar de bovengenoemde samenwerking) juist genegeerd werd.
Dat wijst op een tegenstelling.
Omdat ik mijn signaalwoorden heb geleerd weet ik dat het antwoord D moet zijn. 


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Which of the following fits the gap in paragraph 2?
A
Obviously
B
In other words
C
Consequently
D
Yet

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg
Answers:        A Obviously
                           B In other words
                           C Consequently
                           D Yet

- De zin vóór het gat wordt besproken door iemand die vindt dat mannen meer moeten blijven verdienen.
- De zin na het gat  bespreekt dat het einde van de mannelijke heerschappij nabij is.
- Er is hier sprake van een tegenstrijdigheid, dus antwoord D is juist.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Echte gatenvragen
- Lees de zin voor de gap (eventueel iets meer dan 1 zin). Lees ook de zin na de gap.
- Kijk of in die zinnen signaalwoorden staan, liefst in de buurt van de gap.
- Nog niet genoeg? Kijk of je een tegenstelling van een positieve zin en een negatieve zin kunt vinden.
- Nog niet genoeg? Kijk of er een tegenstelling in de antwoorden te vinden is, bv. tussen A en B.
- Nog niet genoeg? Kies het antwoord dat het dichtst bij het onderwerp van de tekst ligt.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
Answers:   A annoying
                      B British
                      C funny
                      D international 
- In de zin voor de gap zie ik eerst een dubbele punt. Dat geeft hier een voorbeeld aan. Dan volgt een opsomming met het woordje and vlak voor de gap. We zoeken dus een woord dat in dat rijtje past.
- Achter de gap staat weer een dubbele punt. Na een opsomming levert dit meestal een conclusie op. Die conclusie is dat Mr. Bean steeds meer een symbool van Groot-Britannië wordt. Met die kennis blijkt de opsomming misschien wel een verzameling karaktertrekken van de Britten. Dat Britse moet echter wel nog echt benoemd worden. Dus is het antwoord B
 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Which of the following fits the gap in the text?
A
has become unpopular
B
is no longer justifiable
C
is understandable
D
may finally catch on

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg
Which of the following fits the gap in the text?
A has become unpopular
B is no longer justifiable
C is understandable
D may finally catch on
- We lezen voor de gap dat we geen nieuwe centrales hoeven te bouwen als we gewoon minder stroom gaan gebruiken.
- De zin erna, beschrijft de instelling dat men vindt dat je meer mag verspillen als je het kunt betalen. We zien hier een tegenstelling, dus antwoorden C en D passen al niet.
- A en B lijken te passen, en de stappen die in stappenplan staan helpen verder niet. Scannen we de tekst snel, dan zien we dat de auteur vindt dat de oude verspilling er niet meer bij hoort. (Is wasting energy a good eample to set?)
Het antwoord is dus B


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Which of the following fits the gap in paragraph 1?
A
numerous significant discoveries
B
our closer analysis of metadata
C
radical changes in the field
D
the ever-shrinking size of our focus

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg 
Antwoorden: A numerous significant discoveries
                             B our closer analysis of metadata
                             C radical changes in the field
                             D the ever-shrinking size of our focus 

- In de zin vóór het gat zien we geen signaalwoorden. De daaropvolgende zin geeft er twee: Long ago, but now . Er is sprake van een tijdsverloop en van tegenstrijdigheid.
- Als we naar de inhoud kijken, zien we dat deze tekst betrekking heeft op de dimensies van wat wordt bestudeerd. Het wordt steeds kleiner.
Het juiste antwoord is dus D.



Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Brieven
Ingezonden brieven hebben vaak een vaste vorm, die erg helpt.

Aanhef,
Aanleiding voor brief (in uw katern van 1/3 stond een artikel over)

Schrijver heeft er verstand van want…(Ik ben verpleegster en ik weet….)

Argumenten –> dat kan al zinvol zijn

Conclusie -> die is het belangrijkst

Dus: de focus op de tweede helft van de brief, hoe lager hoe beter!







Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ironie herkennen 
  • Positieve opmerkingen in een negatieve context:
            “Je hebt alleen maar onvoldoendes? Fijn gedaan, daar ben ik echt blij mee.”
  • Onderwerp lomp en onbenullig gebracht
  • Laatste zin van een tekst of (in mindere mate) van een alinea: De lollige uitsmijter.


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Literary Devices

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goals 
After this lesson you will recognise the following literary devices: 
  1. simile                            6. hyperbole
  2. metaphor                      7. alliteration
  3. personification             8. irony
  4. onomatopoeia              9. imagery
  5. oxymoron

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let's get started

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

“He was sweating like a racehorse.”
A
simile
B
metaphor
C
onomatopoeia
D
oxymoron?

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

When a word’s vocalization imitates a natural sound, as can be heard in the words murmur, buzz, and pop, what do we call that device?
A
simile
B
metaphor
C
onomatopoeia
D
hyperbole

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

"Purple puppies like playing on the playground." This is an example of
A
personification
B
alliteration
C
onomatopoeia
D
oxymoron

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Look at the following cartoon

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

The cartoon is an example of...
A
simile
B
personification
C
symbol
D
hyperbole

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

The irony is when an event or response occurs that is the _________ of what is expected.
A
opposite
B
similar
C
related to
D
quite similar

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Foreshadowing is when we learn what will happen in the ______
A
past
B
present
C
never
D
future

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

this sentence is an example of:
"Rita heard the last piece of pie calling her name".
A
oxymoron
B
onomatopoeia
C
personification
D
simile

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

these pictures are all 
examples of ...

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

the pictures shown before were all examples of
A
oxymoron
B
personication
C
metaphor
D
simile

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

"Life is a highway".
A
metaphor
B
simile

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

 Assignment
Search for an example of the following literary devices and write them down on paper.  For each provide the following: 1. the definition of the term, 2 an example, 3 explanation AND what effect it has on the reader.
simile                                                          metaphor                                    personification
                            onomatopoeia                                          oxymoron           
hyperbole                                                alliteration                                          irony 
                            imagery

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

I now have a greater understanding or literary devices.
YES
NO
NOT SURE

Slide 40 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Imagery
imagery makes use of particular words that create visual representation of ideas in our minds. The word “imagery” is associated with mental pictures. However, this idea is but partially correct.

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Imagery 
Literary term used for language and description that appeals to our five senses.


Attempt to describe something so that it appeals to our sense of smell, sight, taste, touch, or hearing; he/she has used imagery.


Slide 42 - Tekstslide

The author creates images in the mind of the reader.
Examples of imagery 
Choose the correct sense

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. I could hear the popping and crackling as mom dropped the bacon into the frying pan, and soon the salty, greasy smell wafted toward me.

A
Auditory (sound)
B
Olfactory (smell)
C
Visual (sight)
D
Tactile (touch)

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2. Glittering white, the blanket of snow covered everything in sight.

A
Auditory (sound)
B
Gustatory (taste)
C
Tactile (touch)
D
Visual (sight)

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3. The candy melted in her mouth and swirls of bittersweet chocolate and slightly sweet but salty caramel blended together on her tongue.

A
Olfactory
B
Visual
C
Gustatory
D
Tactile

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

4. After the long run, he collapsed in the grass with tired and burning muscles. The grass tickled his skin and sweat cooled on his brow.

A
Tactile
B
Olfactory
C
Visual
D
Auditory

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Now let's look at TONE:
Tone is like an extra message from the author.
What does the writer REALLY think about the subject he is writing about?
How does this link to what you remember about THEME?

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mood & tone
Tone = how the writer of the book feels while telling the story
Writers create tone through their choice of words and how they put sentences together.

Mood = how the reader feels while reading the story 

Mood examples: happy, sad, melancholic, magical, romantic

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies