Herhaling Kapitel 1 (klas 2)

Wiederholung Kapitel 1 (klas 2)
We gaan even testen wat je weet!
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, t, mavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

Wiederholung Kapitel 1 (klas 2)
We gaan even testen wat je weet!

Slide 1 - Tekstslide

Persoonlijke voornaamwoorden in het Duits
Aufgabe: Sleep de juiste vertalingen bij elkaar.

Slide 2 - Tekstslide

Ik
jij 
hij
zij
het
wij
jullie
zij 
U
ihr 
er
Sie 
wir 
sie (enkelvoud)
du
sie (meervoud)
es
ich 

Slide 3 - Sleepvraag

Werkwoord sein
Aufgabe: Sleep de vervoegingen van het werkwoord sein naar de juiste personen.

Slide 4 - Tekstslide

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 5 - Sleepvraag

Werkwoord haben
Aufgabe: Sleep de vervoegingen van het werkwoord haben naar de juiste personen.

Slide 6 - Tekstslide

het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 7 - Sleepvraag

Testmoment

Slide 8 - Tekstslide

du .................... (haben)
A
habt
B
hast
C
hat
D
haben

Slide 9 - Quizvraag

ihr .................... (sein)
A
bist
B
sind
C
bin
D
seid

Slide 10 - Quizvraag

Agnes und Martin .............
A
seid
B
sind
C
bist
D
ist

Slide 11 - Quizvraag

Das Kind ............
A
bin
B
bist
C
ist
D
seid

Slide 12 - Quizvraag

Warum ............. Sie hier?
A
seid
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 13 - Quizvraag

es .................... (haben)
A
habt
B
hast
C
haben
D
hat

Slide 14 - Quizvraag

du .................... (sein)
A
bist
B
bin
C
ist

Slide 15 - Quizvraag

ihr .................... (haben)
A
haben
B
habt
C
habe

Slide 16 - Quizvraag

ich .................... (haben)
A
haben
B
habt
C
habe
D
hat

Slide 17 - Quizvraag

Ich ........... 14 Jahre alt
A
habe
B
bin

Slide 18 - Quizvraag

wir ................. einen Hund
A
sind
B
haben

Slide 19 - Quizvraag

Nu wordt het moeilijker!
1:  Vervang het onderwerp door het juiste persoonlijke voornaamwoord. 
2. Kies uit haben of sein.
3. Vervoeg het werkwoord (spieken in je aantekening mag).

Slide 20 - Tekstslide

Mein Freund ............. ein Haus
(haben of sein ? Niet vergeten te vervoegen)

Slide 21 - Open vraag

Was ............ deine Handynummer ?
(haben of sein ? Niet vergeten te vervoegen)

Slide 22 - Open vraag

Warum .......... du jetzt in Hamburg?
(haben of sein ? Niet vergeten te vervoegen)

Slide 23 - Open vraag

Meine Mutter ............ 40 Jahre alt.
(haben of sein ? Niet vergeten te vervoegen)

Slide 24 - Open vraag

Opa und Oma .................... ein neues Auto.

Slide 25 - Open vraag

Das Mittagessen ............. nicht lecker.

Slide 26 - Open vraag

Ihr ............... zu Hause (thuis) keine (geen) Wurst.

Slide 27 - Open vraag

Frau Meier, ..................... Sie ein bisschen Zeit (tijd)?

Slide 28 - Open vraag

Hoe heb je de herhaling ervaren?
Ik wist nog best veel, dus goed.
Sommige dingen wist ik wel, dus middelmatig.
Veel wist ik niet meer, dus slecht.

Slide 29 - Poll