In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Essentiële zaken over Cybersecurity
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je: de basisbeginselen van cybersecurity definiëren en de belangrijkste bedreigingen voor cybersecurity benoemen.
Slide 2 - Tekstslide
Introduceer de leerdoelen van de les en leg uit waarom het belangrijk is om over cybersecurity te leren.
Wat weet je al over cybersecurity?
Slide 3 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Wat is cybersecurity?
Cybersecurity is de praktijk van het beschermen van computers, servers, mobiele apparaten, elektronische systemen, netwerken en gegevens tegen kwaadaardige aanvallen.
Slide 4 - Tekstslide
Definieer cybersecurity en leg uit waarom het belangrijk is voor individuen en organisaties.
Bedreigingen voor cybersecurity
De belangrijkste bedreigingen voor cybersecurity zijn malware, phishing, aanvallen op webapplicaties, DDoS-aanvallen en ransomware.
Slide 5 - Tekstslide
Beschrijf de belangrijkste bedreigingen voor cybersecurity en leg uit hoe ze werken.
Malware
Malware is schadelijke software die is ontworpen om schade aan te richten aan computers, netwerken en andere apparaten.
Slide 6 - Tekstslide
Beschrijf wat malware is en hoe het werkt. Geef voorbeelden van verschillende soorten malware.
Phishing
Phishing is een vorm van internetfraude waarbij criminelen zich voordoen als betrouwbare entiteiten om persoonlijke gegevens te verzamelen, zoals wachtwoorden en creditcardgegevens.
Slide 7 - Tekstslide
Definieer phishing en leg uit hoe het werkt. Toon voorbeelden van phishing-e-mails.
Aanvallen op webapplicaties
Aanvallen op webapplicaties zijn gericht op kwetsbaarheden in webapplicaties om toegang te krijgen tot gevoelige informatie of controle te krijgen over de applicatie.
Slide 8 - Tekstslide
Beschrijf wat aanvallen op webapplicaties zijn en hoe ze werken. Geef voorbeelden van verschillende soorten aanvallen.
DDoS-aanvallen
Een DDoS-aanval is een cyberaanval waarbij een website of server wordt overspoeld met verkeer om deze te overbelasten en onbereikbaar te maken.
Slide 9 - Tekstslide
Definieer DDoS-aanvallen en leg uit hoe ze werken. Geef voorbeelden van verschillende soorten DDoS-aanvallen.
Ransomware
Ransomware is een type malware dat bestanden op een computer versleutelt en vervolgens losgeld vraagt om de gegevens te herstellen.
Slide 10 - Tekstslide
Definieer ransomware en leg uit hoe het werkt. Geef voorbeelden van verschillende soorten ransomware.
Beveiligingsmaatregelen
Enkele beveiligingsmaatregelen die u kunt nemen, zijn het regelmatig bijwerken van software en besturingssystemen, het gebruik van sterke wachtwoorden, het gebruik van antivirussoftware en firewalls en het beperken van toegang tot gevoelige informatie.
Slide 11 - Tekstslide
Beschrijf enkele beveiligingsmaatregelen die individuen en organisaties kunnen nemen om zichzelf te beschermen tegen cyberaanvallen.
Training en bewustwording
Training en bewustwording zijn belangrijk om ervoor te zorgen dat werknemers zich bewust zijn van de risico's van cybersecurity en weten hoe ze zichzelf en hun organisatie kunnen beschermen.
Slide 12 - Tekstslide
Leg uit waarom training en bewustwording belangrijk zijn en geef enkele voorbeelden van trainingen die organisaties kunnen geven.
Conclusie
Cybersecurity is een belangrijk onderwerp dat individuen en organisaties serieus moeten nemen. Door de basisbeginselen van cybersecurity te begrijpen en enkele eenvoudige beveiligingsmaatregelen te nemen, kunnen we onszelf beschermen tegen cyberaanvallen.
Slide 13 - Tekstslide
Vat de belangrijkste punten van de les samen en leg uit waarom het belangrijk is om over cybersecurity te leren.
Quiz
Test uw kennis van cybersecurity met deze quiz!
Slide 14 - Tekstslide
Geef een korte quiz om te controleren of de studenten de belangrijkste concepten van cybersecurity hebben begrepen.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 15 - Open vraag
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 16 - Open vraag
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 17 - Open vraag
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.