In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Meten, omtrek en oppervlakte
Lesdoel:
Ik weet hoe ik de omtrek en oppervlakte van een
figuur uit moet rekenen.
Slide 1 - Tekstslide
omtrek
Als je een hek om een weiland wilt zetten, is het handig om te weten hoe lang het hek moet zijn. Je hebt het dan over de omtrek van het weiland.
Je heb een lengte en breedte nodig!
Slide 2 - Tekstslide
lengtematen
omtrek
Slide 3 - Tekstslide
Oppervlakte
Je wilt weten wat er op iets moet
bijv: verf, behang, tegels
Lengte x breedte
Slide 4 - Tekstslide
Omtrek Dit weiland is mooi rechthoekig. 200 meter lang en 100 meter breed.
Als je een hek om dit weiland zet, hoe lang is het totale hek dan?
A
200 x 100 = 20.000 meter
B
20+20+10+10= 60 meter
C
200 + 200 + 100 + 100 = 600 meter
D
200 + 200 + 100 + 100= 600 cm
Slide 5 - Quizvraag
Hoeveel cm touw heb je nodig voor de omtrek?
A
14 cm
B
8 cm
C
22 cm
D
2,2 cm
Slide 6 - Quizvraag
Wat is de omtrek van de tafel?
Slide 7 - Open vraag
Wat is de omtrek?
Slide 8 - Open vraag
Waarom moet ik weten hoe ik de oppervlakte bereken?
Ik wil nieuwe tegels voor mijn tuin.
Dan moet ik eerst weten hoe groot mijn tuin is.
Hoeveel vierkante meter?
Als ik dat weet kan ik tegels gaan kopen.
Slide 9 - Tekstslide
Oppervlakte Dit weiland heeft een lengte van 200 meter en een breedte van 100 meter. Hoe groot is het stuk grond? Het is de bedoeling dat je de oppervlakte van het weiland berekent
A
De oppervlakte van het weiland is 10 x 20 m2. Dat is 20.00 m2
B
200 + 200 + 100 + 100 = 600 meter
C
De oppervlakte van het weiland is 1000 x 2000 m2. Dat is 200.000 m2
D
De oppervlakte van het weiland is 100 x 200 m2. Dat is 20.000 m2.
Slide 10 - Quizvraag
Wat is de oppervlakte van de wei waarin de koeien staan?