H5.4 Voorzieningen

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Lesdoel

Het verschil tussen dagelijkse en niet-dagelijkse voorzieningen

Het verschil in voorzieningen tussen een stad en een dorp

Stad of dorp?

Stad of dorp?

Stad of dorp?

stad of dorp?

Stad en dorp

Nederzetting: plek waar mensen wonen

Stad: functies (wonen, werken, recreëren en verkeer) met vele voorzieningen

Dorp: paar duizend inwoners, een paar voorzieningen

voorzieningen 

Er zijn voorzieningen die je vaak gebruikt zoals supermarkt of de bakker.

Ze heten:

dagelijkse voorzieningen

Kenmerken: er zijn er veel, ze komen op veel plekken voor en je hebt ze bijna elke dag nodig.

 

 Stedelijke voorzieningen

Een stad heeft ook veel voorzieningen die je niet zo vaak gebruikt., bijv. warenhuizen, musea of ziekenhuizen

Dit zijn niet-dagelijkse voorzieningen: Stedelijke voorzieningen

Ze zijn er niet alleen voor de inwoners van de stad, maar ook voor mensen uit omliggende plaatsen. Ze liggen in het verzorgingsgebied van de stad.

de stad

de stad

het dorp

Thuis

Functie: wonen

grootte plaats meten: tellen van het aantal inwoners

Thuis: op de plek waar je woont

Stad/dorp -> woonwijk -> buurten

Agglomeratie

Aan elkaar vast gegroeide stad en dorpen

Stadscentrum

 gedeelte met winkels, cafés en terassen

-> binnenstad

-> rondom station

voorzieningen

dorp: dagelijks

stad: wil je ver voor reizen

vervoer

verplaatsen van mensen en goederen

verkeer: verplaatsingen van vervoersmiddelen

mobiliteit: mogelijkheid om je te verplaatsen

Bereikbaarheid

Wat betekent het?

Belangrijk voor?

infrastructuur

Alle wegen, bruggen, kanalen enz. 

goede infrastructuur, niet te druk = goede bereikbaarheid

Nederland: één grote stad?

Stedelijk gebied: een gebied met aaneengesloten steden

voorbeeld?

stedelijke gebieden

welke herken je?

Welke plaats is geen stad?

1. Amsterdam
2. Hollandscheveld
3. Rotterdam
4. utrecht

Wat is geen voorziening?

1. winkel
2. bioscoop
3. zwembad
4. flat

Wat is een nederzetting?

1. een huis
2. een plaats waar mensen wonen
3. de stoel
4. een troon

Waar zijn in Nederland de meeste steden?

1. in het westen
2. in het oosten
3. in het noorden
4. in het zuiden

Noem drie voorzieningen in een stad

Noem drie voorbeelden van infrastructuur

wat is mobiliteit?

1. de mogelijkheid om je ter verplaatsen
2. alle vervoersmiddelen
3. het verkeer
4. telefoons

goederen

pakhuizen

pakhuizen

opslaan van goederen

waarom bouwden de mensen een dam in de Amstel?

Wat hoort er niet bij goederen?

1. rijst
2. kleding
3. kruiden
4. huizen

Waarom wilden de schepen vroeger liever over de Amstel varen?

1. dat was korter
2. dat was leuker
3. dat was veiliger
4. dat was goedkoper

Waarom willen er veel mensen in de stad wonen?

Huiswerk

H5.4 Voorzieningen
Opdr. 1 t/m 10 en 12