Lees de vragen goed door en geef duidelijk aan wanneer het gaat om a, b of c.
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Repetitie H5
HAVO2
Lees de vragen goed door en geef duidelijk aan wanneer het gaat om a, b of c.
Slide 1 - Tekstslide
In 1815 probeerden Europese machthebbers te voorkomen dat Frankrijk opnieuw heel machtig zou worden. Hoe deden zij dat?
A
Frankrijk werd verplicht zijn leger af te schaffen.
B
Grote landen als Engeland en Spanje namen een deel van Frankrijk in.
C
Enkele landen rondom Frankrijk werden versterkt.
D
Er kwam een Europees leger dat moest voorkomen dat Frankrijk een nieuwe oorlog zou beginnen.
Slide 2 - Quizvraag
Wat waren de TWEE oorzaken van de afscheiding van België van Nederland? A. De Belgen hadden een eigen koningshuis en wilden dat aan de macht brengen. B. De Belgen voelden zich achtergesteld bij benoemingen in de regering en in het leger. C. De Belgen waren veel rijker dan de Nederlanders en wilden niet meer betalen voor het noorden. D. Koning Willem I probeerde de macht van de katholieke kerk te beperken. E. Veel Belgen verlangden terug naar de onafhankelijkheid van voor de Napoleontische tijd.
Slide 3 - Open vraag
Gebruik bron 1. Het zijn woorden uit de opera De stomme van Portici. Een opvoering van de opera was de aanleiding voor de Belgische Opstand. (1) Hoe noemen we de gevoelens voor het vaderland die uit deze regels blijken?
Slide 4 - Open vraag
Gebruik bron 2. Met welk begrip kun je de stijging van het percentage na 1870 verklaren?
Slide 5 - Open vraag
Gebruik bron 3. Vanaf oktober 1884 organiseerde Duitsland de Conferentie van Berlijn. Was deze conferentie succesvol voor Duitsland? Leg je antwoord uit MET BEHULP VAN DE BRON.
Slide 6 - Open vraag
Gebruik nogmaals bron 3. Geef per onderstaande zin aan of deze juist of onjuist is. a. (1) Veel van de huidige grenzen in Afrika, lopen langs de grenzen die Europese machthebbers hebben getrokken. b. (1) Veel Europese machthebbers lieten het gezag in Afrika over aan Afrikaanse vorsten.
Slide 7 - Open vraag
Zet de volgende zinnen in de juiste tijdsvolgorde: van vroeger naar later. A. De Engelse East India Company wordt opgericht. B. De VOC gaat failliet. C. Europese mogendheden beginnen een wedloop om Afrika. D. Portugezen vinden een zeeroute naar Azië. E. Victoria wordt keizerin van Brits-Indië.
Slide 8 - Open vraag
Op welke manier probeerden Engelsen in India eind 19e eeuw de bevolking vooruit te helpen?
A
Door eerlijke prijzen te betalen voor landbouwproducten.
B
Door fabrieken te bouwen in de koloniën.
C
Door kinderen Europese talen en Europese geschiedenis te leren.
D
Door veel artsen naar de koloniën te sturen.
Slide 9 - Quizvraag
Lange tijd bleven Europeanen weg uit de binnenlanden van Afrika en Azië. Wat was daarvoor een reden?
A
De Europeanen mochten van de plaatselijke vorsten forten bouwen aan de kust, zolang ze wegbleven uit het binnenland.
B
In de binnenlanden waren geen interessante goederen te vinden.
C
In de landen heersten ziekten waartegen de Europeanen niet bestand waren.
D
Kannibalisme in veel gebieden maakte het levensgevaarlijk de binnenlanden te betreden.
Slide 10 - Quizvraag
Welke uitspraak is van een Nederlandse bestuurder van Nederlands-Indië en welke van een boer in Nederlands-Indië? a. Het cultuurstelsel is een drama. b. Het cultuurstelsel is een groot succes.
Slide 11 - Open vraag
Wat was een overeenkomst tussen de manier waarop de Engelsen en de Nederlanders in de 19e eeuw hun Aziatische koloniën bestuurden?
A
De Europeanen kwamen met een grote meerderheid naar Azië om de macht over te nemen.
B
Lokale machthebbers kregen zo veel mogelijk ruimte om eigen beslissingen te nemen.
C
Ze schakelden de inlandse vorsten in bij het bestuur.
D
Om de koloniën rendabel te maken voerden de Europeanen slavernij in.
Slide 12 - Quizvraag
Hier staan uitspraken van inwoners van de Molukken, een eilandengroep in het huidige Indonesië. Zet deze van vroeger naar later. A. Af en toe komen handelaren uit Europa hier om kruidnagel en nootmuskaat te halen. B. Artsen uit Nederland komen hierheen om ziekenhuizen op te richten. C. Er komen ambtenaren uit Nederland naar ons gebied. D. Nederlandse ondernemers vestigen zich hier met hun families.
Slide 13 - Open vraag
Welke TWEE uitspraken kunnen afkomstig zijn van Duitse opstandelingen in 1848? A. De Duitse cultuur verdient één sterk land. B. De Duitse koning moet worden afgezet. C. Het is tijd dat er in het Duitse Rijk democratie komt. D. Onze opstand was een groot succes. E. Oostenrijk moet uit de Duitse Bond worden gezet.
Slide 14 - Open vraag
Wat was een oorzaak van de Duitse eenwording?
A
Dat was noodzakelijk om de Duitse koloniën te behouden.
B
De Franse dreiging was zo groot dat Duitse gebieden besloten samen te gaan om zich beter te kunnen verdedigen.
C
Pruisen boekte grote militaire successen tijdens de Frans-Duitse oorlog.
D
Op het Congres van Wenen werd bepaald dat Duitsland één land zou worden.
Slide 15 - Quizvraag
Welke Duitse politicus past bij de volgende omschrijving? ‘Als kanselier van Pruisen was hij een drijvende kracht achter de eenwording van Duitsland. Dankzij hem werd de Pruisische koning Wilhelm keizer van een nieuw rijk.’
Slide 16 - Open vraag
Stel, je bent een rijke Europeaan en je wilt je geld rond 1880 graag investeren in de industrie. In welk Europees land zou je dan investeren? Leg je antwoord uit.
Slide 17 - Open vraag
Gebruik de afbeelding. Koppel de omschrijving aan het juiste begrip. Noteer de juiste combinatie van cijfers en letters (bijvoorbeeld A1).
Slide 18 - Open vraag
Rond 1900 investeerde Groot-Brittannië veel in de vloot. Wat was daarvoor de belangrijkste reden?
A
De Britten maakten zich zorgen over de groei van de Duitse vloot.
B
De Britten moesten hun handelsbelangen in Azië verdedigen tegen de Nederlanders.
C
De Britten verwachtten een grote aanval uit de koloniën.
D
De Britten wilden hun grondgebied in Europa uitbreiden.
Slide 19 - Quizvraag
In de huidige Nederlandse grondwet staat (tekst aangepast): ‘Iedereen die in Nederland woont, zal gelijk worden behandeld. Het is niet toegestaan mensen vanwege hun ras anders te behandelen.’ Hoe zou een Nederlander uit de 19e eeuw over deze woorden hebben gedacht? Leg je antwoord uit.
Slide 20 - Open vraag
Nationalisme leidde in Duitsland tot eenheid en in veelvolkerenstaten als het Ottomaanse Rijk tot onafhankelijkheidsoorlogen. Leg dit verschil DUIDELIJK uit.