Present simple



Welcome!
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les



Welcome!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De planning:
- TL uitleg. > BK Zelfstandig aan de slag 6,7,10
- Wissel!
- BK Uitleg > TL zelfstandig aan de slag



Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

one  & ones

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

one - ones

one = EV

ones = MV



Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

This ....is the best.
A
one
B
ones

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which do you prefer; this ......or that .....?
A
one/one
B
ones/ones

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fill in: one or ones
This house isn't shaking, but those ... are.
A
one
B
ones

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

What sweets do you want? The sour .....!
A
One
B
Ones

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Small pineapples are sweeter than big......
A
one
B
ones

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig aan de slag
BK: Opdr 6, 7, 8, 9, 10 page 13 -18

GT: Opdr 6, 7, 8, 9, 20, 21 page 13/14, 22/23





Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg:
- Hoe zeg je in het Engels dat iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt?


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


   I play football

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


 You play football

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


 He plays football

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


 She plays football

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


 It plays football

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


 We play football

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


They play football

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

do/does - go/goes
                                         I, you, we, they                     he, she, it
Do = doen                                 do                                     does
Go = gaan                                  go                                    goes

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontkenning: don't / doesn't

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


   I don't play football
X

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


 You don't play football
X

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


 He doesn't play football
X

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


 She doesn't play football
X

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


 It doesn't play football
X

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


 We don't play football
X

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


They don't play football
X

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wisbordjes:
- Ga er voorzichting mee om. 

- 3 leerlingen delen uit: 
2 doen de wisbordjes, 1 geeft iedereen een geel doekje

- Schrijf groot op de wisbordjes, zodat ik het kan lezen.


Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple:

Wanneer gebruik je de Present Simple?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


welke zin is present simple?
A
I am walking to school.
B
He walks to school.
C

Slide 31 - Quizvraag

Present simple:
Rule Example
 Je gebruikt de tegenwoordige tijd (present simple)
als je het over het volgende hebt:
• feiten Water boils at 100 degrees.
• gewoontes I usually get up at 6.30.
• toekomst als je een rooster/tijdschema/programma hebt ;The train leaves at 7.30.
• levendig beschrijving/dramatisch effect;
In 1099 William conquers England
Altijd hele werkwoord behalve SHIT: +S
I walk -> He walks


Welke zin is present simple?
A
Lucy lives in London.
B
Lucy lived in London.
C

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


welke zin is present simple?
A
They are dancing
B
They dance everyday.

Slide 33 - Quizvraag

Present simple:
Rule Example
 Je gebruikt de tegenwoordige tijd (present simple)
als je het over het volgende hebt:
• feiten Water boils at 100 degrees.
• gewoontes I usually get up at 6.30.
• toekomst als je een rooster/tijdschema/programma hebt ;The train leaves at 7.30.
• levendig beschrijving/dramatisch effect;
In 1099 William conquers England
Altijd hele werkwoord behalve SHIT: +S
I walk -> He walks

He ............... GTA on his PS4.
A
play
B
plays

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

They .............. lots of time on TikTok every day.
A
spend
B
spends

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met een ontkenning geef je aan dat iets...
A
wel zo is
B
niet zo is

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welke zin is ontkennend?
A
The football training starts at 7 o'clock.
B
The football training doesn't start at 7 o'clock.
C
Does the footbll training start at7 o'clock?

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I - you - we - they ...
he - she - it ...
don't
doesn't

Slide 38 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

don't /doesn't
I .................... like coffee.
A
don't
B
doesn't

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

don't/doesn't
He ................... have a car.
A
don't
B
doesn't

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

don't /doesn't
My cousin .................... give his book to me.
A
don't
B
doesn't

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik snap de present simple
😒🙁😐🙂😃

Slide 42 - Poll

Deze slide heeft geen instructies