H3 NN 4-GT Taalverzorging Spelling Lastige werkwoorden en leesdoelen 6e editie

H3 Taalverzorging 2 Spelling - Lastige werkwoorden
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H3 Taalverzorging 2 Spelling - Lastige werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je leert over de spelling van lastige werkwoorden

Je weet het verschil tussen een tekstdoel en een leesdoel

Slide 2 - Tekstslide

Spelling kun je niet altijd horen!

Slide 3 - Tekstslide

Lastige werkwoorden
Bij sommige werkwoorden kun je niet horen hoe je ze moet spelling. Daarvoor moet je de grammatica goed kennen. 

Slide 4 - Tekstslide

voorbeeld
Soms schrijf je 'gebeurt'
Soms schrijf je 'gebeurd'

Slide 5 - Tekstslide

Lastige werkwoorden
Dit soort gevallen komen veel voor bij woorden die beginnen met een voorvoegsel als
be- ver- her- ont- -over
De tegenwoordige tijd en de voltooide tijd klinken hetzelfde. 

Slide 6 - Tekstslide

PV of VD
PV: Soms gebeurt dat.
VD: Het is zo gebeurd

Slide 7 - Tekstslide

PV of VD
PV: Dat verandert niet.
VD: Dat is niet veranderd

Slide 8 - Tekstslide

PV of VD
PV: Zij herstelt haar fiets.
VD: Zij heeft haar fiets hersteld

Slide 9 - Tekstslide

Andere lastige werkwoorden
Ook andere vormen van werkwoorden klinken hetzelfde, maar worden anders geschreven. 

Slide 10 - Tekstslide

ik-vorm of stam+t
ik-vorm: Ik word gebeld.
stam+t: Zij wordt gebeld. 

Slide 11 - Tekstslide

t.t. of v.t.
t.t.: Vandaag begeleiden wij de sportdag.
v.t.: Gisteren begeleidden wij de sportdag. 

Slide 12 - Tekstslide

Tip
Gebruik het schema 'werkwoordspelling' op blz. 209 in het lesboek. 
Via dit schema kun je bepalen hoe je het werkwoord moet schrijven. 

Slide 13 - Tekstslide

Lastige werkwoorden

1. Eva gebruikT geen Snapchat.
2. Robin heeft te veel peper gebruikT.
A
1 = goed 2 = niet goed
B
1= niet goed 2 = niet goed
C
1 = goed 2 = goed
D
1 = niet goed 2 = goed

Slide 14 - Quizvraag

Lastige werkwoorden. Welke spelling is juist? Kies de t.t.

Ajax ... met FC Barcelona over een opzienbarende transfer
A
onderhandeld
B
onderhandelt
C
onderhandeldt
D
onderhandelde

Slide 15 - Quizvraag

Lastige werkwoorden. Welke spelling is juist? Kies de tt.

Rinskes moeder ... haar naar het modellenbureau.
A
begeleid
B
begeleidt
C
begeleit
D
begeleidde

Slide 16 - Quizvraag

Vul aan:

..... (verbranden) je niet aan die barbecueworstjes!
Uitleg
Het werkwoord verbranden wordt in deze zin voorafgegaan door het woord je(zelf). In dat geval gebruik je de stam van het werkwoord, dus 'verbrand'. 

Vind je dit lastig? Doe dan de smurf-proef: bij 'Smurf je handen niet' komt er ook geen -t achter de stam.
A
verbrand
B
verbrandt
C
verbrandde
D
Ik weet het niet.

Slide 17 - Quizvraag

Lastige werkwoorden

1. De woorden 'gebeurd' en 'gebeurt' bestaan alle twee.
2. De woorden 'gebruikt' en 'gebruikd' bestaan alle twee.
A
1 = goed 2 = niet goed
B
1= niet goed 2 = niet goed
C
1 = goed 2 = goed
D
1 = niet goed 2 = goed

Slide 18 - Quizvraag

Lastige werkwoorden
(Antwoorden) ik voor mijn beurt?
A
Antwoordt
B
Antwordt
C
Antwoord
D
Antword

Slide 19 - Quizvraag

Lastige werkwoorden

1. Milan verstuurT een mail
2. Jelle heeft een mail verstuurT.
A
1 = goed 2 = niet goed
B
1= niet goed 2 = niet goed
C
1 = goed 2 = goed
D
1 = niet goed 2 = goed

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Link

Slide 22 - Link

Slide 23 - Tekstslide

Leesdoelen en tekstdoelen
Kortom; leesdoelen zet je voor jezelf in om de tekst beter te begrijpen

Tekstdoelen zet de schrijver in om jou te informeren, activeren, amuseren of overtuigen!

Slide 24 - Tekstslide

Maken in het lesboek
opdracht 1-2-3-4-5, blz. 92/93
je krijgt hier 20 minuten voor
daarna klassikaal nakijken
je werkt in stilte
bij vragen steek je je vinger op en dan kom ik naar je toe

klaar? Maken opdracht 1 en 2 blz 102 tm 104 van H4 lezen 

Slide 25 - Tekstslide

Maken
Opdracht 1, 2, 3 en 6 blz. 104 tm 107

Slide 26 - Tekstslide

Leren voor het tentamen
- Je kan de werkwoordsvormen, waaraan je niet kunt horen hoe ze worden geschreven, goed spellen.
- Je kent de vormen: ik-vorm en stam+t en het verschil tussen deze vormen
- Je weet wat het verschil is tussen de vormen: t.t. en v.t.
- Je weet wat het verschil is tussen de vormen: PV en VD

Slide 27 - Tekstslide

Einde H3 Taalverzorging 2 Spelling

Slide 28 - Tekstslide