In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 70 min
Onderdelen in deze les
Vandaag
10 minuten: terugblik op de vorige les
20 minuten: uitleg nieuwe leerstof
25 minuten: aan de slag
10 minuten: afsluiting van de les
Slide 1 - Tekstslide
Exponentiële groei...
...als een hoeveelheid iedere tijdseenheid
(bv: minuut, uur, maand, jaar) met hetzelfde percentage
toe- of afneemt.
Bijvoorbeeld rente waardoor je spaargeld toeneemt
of het percentage waarmee de hoeveelheid dieren afneemt.
Slide 2 - Tekstslide
De groeifactor
De groeifactor:
Je krijgt per jaar 4% rente, na 1 jaar heb je 104%
dan is de groeifactor:
100aantal.procenten.na.de.tijdseenheid
100104=1,04
Slide 3 - Tekstslide
De groeifactor
De groeifactor:
Het aantal panda's neemt af met 6% per jaar,
na 1 jaar heb je nog 94%
dan is de groeifactor:
100aantal.procenten.na.de.tijdseenheid
10094=0,94
Slide 4 - Tekstslide
Het aantal inwoners van een stad stijgt met 6% per jaar, de groeifactor is dan:
A
6
B
1,06
C
1,6
D
0,94
Slide 5 - Quizvraag
De rente op je spaargeld is 1,2%, de groeifactor is dan:
A
1,2
B
1,02
C
1,012
D
1,12
Slide 6 - Quizvraag
Het aantal haaien daalt met 6,7 % per jaar, de groeifactor is dan:
A
0,933
B
93,3
C
1,067
D
1,67
Slide 7 - Quizvraag
Exponentiële formule
De standaardformule die hoort bij exponentiële groei is:
uitkomst=begingetal⋅groeifactortijd
Slide 8 - Tekstslide
Exponentiële formule
Je zet €453 op de bank, je krijgt 4% rente.
Hoeveel heb je na 10 jaar?
uitkomst=begingetal⋅groeifactortijd
Slide 9 - Tekstslide
Exponentiële formule
Je zet €453 op de bank, je krijgt 4% rente.
Hoeveel heb je na 10 jaar?
begingetal = 453
groeifactor =
tijd = 10
Na 10 jaar heb je €670,55 op je rekening staan.
uitkomst=begingetal⋅groeifactortijd
100104=1,04
uitkomst=453⋅1,0410=670,55
Slide 10 - Tekstslide
Exponentiële formule
Er zijn nog 2250 panda's, ieder jaar neemt dat aantal met 6% af.
Hoeveel panda's zijn er nog na 15 jaar?
uitkomst=begingetal⋅groeifactortijd
Slide 11 - Tekstslide
Exponentiële formule
Er zijn nog 2250 panda's, ieder jaar neemt dat aantal met 6% af.
Hoeveel panda's zijn er nog na 15 jaar?
begingetal = 2250
groeifactor =
tijd = 15
Na 15 jaar zijn er nog 889 panda's
uitkomst=begingetal⋅groeifactortijd
10094=0,94
uitkomst=2250⋅0,9415=889,41
Er gaat er 6% af, je hebt dan na een jaar 94% over.
Kijk goed waar de vraag over gaat, panda's moet je afronden op helen...
Slide 12 - Tekstslide
Het onkruid in je tuin neemt iedere week met 15% toe.
Als je op vakantie gaat is 2m2 van je tuin bedekt met onkruid, hoeveel is dat na 6 weken vakantie?
Opdracht
Slide 13 - Tekstslide
Het onkruid in je tuin neemt iedere week met 15% toe.
Als je op vakantie gaat is 2m2 van je tuin bedekt met onkruid, hoeveel is dat na 6 weken vakantie?
begingetal = 2
groeifactor =
tijd = 6
dus: na de vakantie is er 4,6 m2 onkruid in je tuin
2⋅1,156=4,6m2
uitkomst=begingetal⋅groeifactortijd
100115=1,15
Opdracht
Slide 14 - Tekstslide
Max heeft €500 op zijn spaarrekening gezet. Hij krijgt 1,5 % rente per jaar. Wat is de groeifactor?
Slide 15 - Open vraag
Max heeft €500 op zijn spaarrekening gezet. Hij krijgt 1,5 % rente per jaar. Hoeveel heeft hij na 20 jaar?
Slide 16 - Open vraag
In deze les heben we behandeld...
...hoe bereken je de groeifactor
...wat is de standaardformule
...hoe reken je de met exponentiële formules
Slide 17 - Tekstslide
Standaardvorm of
wetenschappelijke notatie
Manier om grote en kleine getallen meer overzichtelijk op te schrijven.
Slide 18 - Tekstslide
Grote getallen
Duizend 1 000
Miljoen 1 000 000
Miljard 1 000 000 000
Biljoen 1 000 000 000 000
Biljard 1 000 000 000 000 000
103
106
109
1012
1015
getallen met meer dan 3 cijfers schrijf je in groepjes van 3, je begint met de groepjes vanaf de achterkant
!
Slide 19 - Tekstslide
Grote getallen in de wetenschappelijke notatie
1 duizend = 1000 =
1760 = 1,76 x 1000 =
13 245 864 = 1,32 x 10 000 000 =
1,0⋅103
1,76⋅103
1,32⋅107
dus altijd 1 getal voor de komma en meestal 2 achter de komma
!
Slide 20 - Tekstslide
Kleine getallen
Duizendste 0,001
Miljoenste 0,000 001
Miljardste 0,000 000 001
10−3
10−6
10−9
bij getallen met meer dan 3 cijfers achter de komma, schrijf je de getallen achter de komma in groepjes van 3. je begint met de groepjes vanaf de komma
!
Slide 21 - Tekstslide
Kleine getallen in de wetenschappelijke notatie
1 duizendste = = 0,001 =
0 , 000 007 65 =
10001
10−3
7,65⋅10−6
dus altijd 1 getal voor de komma en meestal 2 achter de komma