Samenvatting hoofdstuk 4

Samenvatting hoofdstuk 4 
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Samenvatting hoofdstuk 4 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Personele inkomensverdeling

Personele inkomensverdeling = Hoe is het nationaal inkomen verdeeld over een land.

Dit kun je af lezen aan de Lorenz curve

Slide 3 - Tekstslide

Hoeveel verdient de armste 40% volgens de Lorenz curve?
A
90% van het inkomen
B
10% van het inkomen
C
40% van het inkomen
D
20% van het inkomen

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

Hoeveel verdient de rijkste 20% volgens de Lorenz curve?
A
90% van het inkomen
B
10% van het inkomen
C
50% van het inkomen
D
20% van het inkomen

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Soorten inkomen

Primair inkomen: inkomen in loon, winst, huur, pacht of rente. iets waar je een tegenprestatie voor moet doen.

Secundairinkomen: ontvangst van een uitkering, toeslag of subsidie. Iets waar je GEEN tegenprestatie voor moet doen.
 


Slide 8 - Tekstslide

Armoedeval
Het loont niet om te gaan werken in plaats van een uitkering krijgen.

Slide 9 - Tekstslide

0

Slide 10 - Video

Nivellering:
De verschillen in inkomen tussen personen worden in verhouding kleiner  

Slide 11 - Tekstslide

Nivellering ontstaat door:
  • sociale uitkeringen (je verhoogt het inkomen)
  • Subsidies en toeslagen voor lage inkomens
  • Progressieve belasting heffing in box 1 (je betaalt meer % belasting als je meer verdiend)
  • Het stijgen van lage en hoge inkomens met hetzelfde bedrag (voordeel is dan groter bij lage inkomens dan bij hoge inkomens)

Slide 12 - Tekstslide

Denivellering:
De verschillen in inkomen tussen personen worden groter

Slide 13 - Tekstslide

Denivellering ontstaat door:
  • De aftrekposten in box 1 ( bijvoorbeeld hypotheekrente, aftrekken in hogere belastingschijf omdat ze hoger inkomen hebben)
  • Het dalen van lage en hoge inkomens met hetzelfde bedrag (Het nadeel is groter bij de lage inkomens dan bij de hoge inkomens)

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Planeconomie
  • GEEN marktwerking
  • Voorbeeld: Noord-Korea (vroeger Cuba en China)

Hier bepaalt de overheid bij elk bedrijf 
wat het produceert, hoeveel en tegen 
welke prijs.
(schuingedrukte opschrijven)

Slide 30 - Tekstslide

Vrije markt Economie
             Vraag en aanbod bepalen volledig de prijs van goederen.                     De overheid grijpt NIET in met regels of wetgeving. 

Er is geen land dat helemaal een vrije markt economie heeft.
 Een overheid neemt maatregelen, vuurwerkverbod & corona maatregelen. 

Slide 31 - Tekstslide

Zal NL een planeconomie of een markteconomie zijn?

Slide 32 - Open vraag

En Nederland dan?
Veel landen zitten tussen een planeconomie en een vrije markteconomie in: 
Gemengde economie = 
Georiënteerde markteconomie

Slide 33 - Tekstslide

Georiënteerde markteconomie

Nederland heeft een Georiënteerde markteconomie
- bepalen de producenten en consumenten de productie, consumptie en prijzen, maar wel binnen grenzen die de overheid heeft gesteld

Slide 34 - Tekstslide

Noem eens een voorbeeld hoe de overheid in NL in grijpt op de markt?

Slide 35 - Open vraag

Voorbeelden Overheidsingrijpen Nederland 
  • minimum-maximumprijzen vaststellen
  • inkomens herverdelen middels belastingtarieven
  • minimumloon vaststellen
  • subsidies en toeslagen ( huur, zorg) te geven
  • systeem van sociale zekerheid
  • eisen stellen aan de productie op gebied van gezondheid/milieu
  • overheid zelf gaan produceren

Slide 36 - Tekstslide

Nederland opschuiven naar planeconomie


  • regulering ( meer regels)
  • nationalisatie particuliere bedrijven
Nederland opschuiven naar vrijemarkteconomie


  • deregulering ( minder regels)
  • privatisering overheidsbedrijven

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Voordeel economische groei
  1. reële inkomens stijgen
  2. de mensen verdienen meer en betalen meer belasting (waarom meer belasting?)

Slide 39 - Tekstslide

Economische groei wordt gestimuleerd door:
  1. beter onderwijs
  2. subsidies voor innovaties (product en proces)
  3. een lagere rente (kom ik op terug)
  4. goede concurrentiepositie

Slide 40 - Tekstslide

Investeringen in nieuwe producten en productiemethoden
  • een sterkere concurrentiepositie
  • meer vraag uit buitenland


Slide 41 - Tekstslide

Gevolgen lage rente
  • gaan consumenten meer lenen en meer consumeren.
  • gaan bedrijven meer lenen en investeren.
 

Slide 42 - Tekstslide

4.6 reëel en nominaal inkomen
Nominaal inkomen
Het inkomen dat je feitelijk in euro's verdient, is een nominaal inkomen. (Dus gewoon je salaris/loon)


Als je nominale inkomen met 5% stijgt
en er is 3% inflatie, dan ga je er in
koopkracht 2% op vooruit. 

Slide 43 - Tekstslide

4.6 reëel en nominaal inkomen
nominaal inkomen
  • Het inkomen in geld van één persoon.

Bijvoorbeeld: mijn nominaal inkomen is €2800 per maand. 

Slide 44 - Tekstslide

4.6 reëel en nominaal inkomen
Reëel inkomen (koopkracht van je inkomen)
Als je rekening houdt met de gevolgen van inflatie voor je inkomen, spreek je van een reëel inkomen.

Formule: nominale inkomensverandering (%)-inflatie (%)= reëel inkomensverandering

Jip en Janneke taal: wijziging loon - de prijsstijging/daling= je koopkracht verandering

Slide 45 - Tekstslide

4.6 reëel en nominaal inkomen
prijscompensatie
Als je nominale inkomen met 5% stijgt en er is 6% inflatie, dan ga je er in koopkracht 1% op achteruit.
Vakbonden willen dan 1% prijscompensatie (bijvoorbeeld loonsverhoging van 1%).
prijscompensatie is dat de stijging van de nominale lonen tenminste gelijk is aan de inflatie

Waarom kun je hierdoor in een loon-prijsspiraal terecht komen?

Slide 46 - Tekstslide