Bloedsomloop hh paragraaf 1-5 + quiz

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Thema 3

De bloedsomloop

herhalen 

paragraaf 1-5

Doen vandaag : 

• Bespreken huiswerk
• Quiz over bloed
• paragraaf 1-5, hh begrippen.

Doel van de les

• Herhalen alle doelen van de afgelopen lessen. 
• Begrippen van paragraaf 1-5 kennen en kunnen toepassen in bekende en onbekende situaties. 

Huiswerk

De volgende vragen kwamen bij het huiswerk nakijken naar voren: 

Even quizzen!!!

we gaan eens even testen hoeveel jullie al weten en of jullie alles al begrijpen.

Welke harthelft pompt het bloed in de aorta?

1. Rechter harthelft
2. Linker harthelft

Welk deel van het hart pompt bloed in de longslagader?

1. linkerkamer
2. rechterkamer
3. linkerboezem
4. rechterboezem

Bloed in slagaders stroomt ...

1. Van het hart af
2. Naar het hart toe

Hoe noemen we de weg die het bloed aflegt?

1. Bloedsweg
2. Bloedtransport
3. Bloedsomloop
4. Bloedvatenstelsel

Welke kant van het hart is zuurstofrijk?

1. rechterkant
2. linkerkant
3. allebei de kanten

Bloedsomloop bestaat uit...

1. Hart en bloedvaten
2. Alleen het hart
3. Alleen de bloedvaten

De motor van de bloedsomloop is...

1. De longen
2. Het hart
3. De lever
4. De aders

Met welk orgaanstelsel werkt de bloedsomloop samen voor het verkrijgen van voedingsstoffen?

1. Spierstelsel
2. Ademhalingsstelsel
3. Verteringsstelsel
4. Zenuwstelsel

Met welk orgaanstelsel werkt de bloedsomloop samen voor het verkrijgen van zuurstof?

1. Spierstelsel
2. Ademhalingsstelsel
3. Verteringsstelsel
4. Zenuwstelsel

Welke uitspraak over je hart klopt niet?

1. Je hart is een spier.
2. Je hart is een groot bloedvat.
3. Je hart pompt het bloed door de bloedsomloop.
4. Je hart is een deel van je lichaam links achter je borst.

Wat is waar over het bloed?

1. Het bloed vervoert voedingsstoffen.
2. Het bloed vervoert afvalstoffen.
3. Het bloed vervoert zuurstof.
4. A, B en C zijn waar.

1. Welke bloedcellen vervoeren zuurstof?

1. rode bloedcellen
2. witte bloedcellen
3. rode bloedcellen en bloedplaatjes
4. bloedplaatjes

Welke bloedcellen maken vechten tegen ziekten?

1. Rode bloedcellen
2. Witte bloedcellen
3. Bloedplaatjes

Waaruit bestaat bloed?

1. Bloedplasma, rode bloedcellen, bloedplaatjes, water
2. Bloedplasma, rode bloedcellen, pindakaas
3. witte bloedcellen, rode bloedcellen,
4. Bloedplasma, rode bloedcellen, witte bloedcellen, bloedplaatjes

Hiernaast zie je een bloedvat. 

Bekijk deze goed. 

Wat voor type bloedvat is dit?

1. Ader
2. Slagader
3. Haarvat

Welk type bloedvat heeft dikkere wanden?

1. Aders
2. Slagaders
3. Haarvaten

Door welk type bloedvat kunnen zuurstof en voedingstoffen worden uitgewisseld met de organen?

1. Aders
2. Slagaders
3. Haarvaten

Bekijk de afbeelding. Je ziet een nier en de bloedvaten. Hoe heet het bloedvat met de blauw pijl?

1. Nierader
2. Nierslagader
3. Nierhaarvat

Bekijk de afbeelding hiernaast. In welke bloedvaten stroomt zuurstofrijk bloed?

1. 1 en 2
2. 2 en 3
3. 1 en 3
4. 3 en 4

Sleep de onderstaande eigenschappen van de bloedvaten naar de juiste plek.

Dunne wand

Dikke wand

Hoge bloeddruk

Lage bloeddruk

Kleppen

Geen kleppen

Slagaders

Aders

Hiernaast zie je een afbeelding van het hart.

Met welk nummer wordt de aorta aangegeven?

1. 1
2. 2
3. 4
4. 5

Hiernaast zie je een afbeelding van het hart.

Met welk nummer wordt de rechterkamer aangegeven?

1. 1
2. 3
3. 4
4. 5

De longen, lever, huid en nieren zijn uitscheidingsorganen. Welke van deze organen zorgt voor de uitscheiding van alcohol uit je bloed?

1. Longen
2. Lever
3. Nieren
4. Huid

Wat zorgt voor de afweer van ziekteverwekkers?

1. bloedplasma
2. rode bloedcellen
3. bloedplaatjes
4. witte bloedcellen

wat betekend 'afweer'?

1. dat je witte bloedcellen ziekteverwekkers uitschakelen
2. dat je rode bloedcellen ziekteverwekkers uitschakelen
3. dat je witte bloedcellen ziekteverwekkers laat verspreiden
4. dat ziekteverwekkers zich verplaatsen via organen

Wat is de eerste barrière van de afweer?

1. Een ontsteking
2. koorts
3. Huid/slijmvliezen
4. antistoffen

Uitscheidden is één van de levenskenmerken, wat hoort NIET bij uitscheidden?

1. Poepen
2. Plassen
3. Uitademen
4. Zweten

Welke organen zorgen voor de uitscheiding?

1. Longen
2. Darmen
3. Nieren
4. Hart

Wat is uitscheiden?

1. Verwijderen van afvalstoffen
2. In- en uitademen
3. Plassen en poepen
4. Zweten

Uitscheiden is een van de zeven levenskenmerken

1. Juist
2. Onjuist

Pasgeboren kinderen moeten geen bacteriën binnen krijgen, omdat hun immuunsysteem nog niet goed is ontwikkeld

1. Waar
2. Niet waar

Het immuunsysteem herkent ziekteverwekkers aan de ...

1. Antigenen
2. Antistoffen

Een ander woord voor afweersysteem is immuunsysteem:

1. waar
2. niet waar

zuurstofrijk bloed

zuurstofarm bloed.

Bloedsomloop

Wat is de samenstelling van 
bloed

• Plasma
• Water 
• eiwitten
• Overige stoffen
• Vaste bestanddelen:
• Rode bloedcellen
• witte bloedcellen
• bloedplaatjes

Huiswerk:

Afmaken paragraaf 1-5. 

Oefenen met de stof van T3:

-oefenen van