Manier 1: Verbal (dus met een werkwoord)- Met wenn
Als..., dan... - Wenn..., dann....
Je maakt een bijzin met de "Konjunktion" wenn. Dann zou je kunnen weglaten.
Wenn ich hungrig bin, (dann) brauche ich Essen.
- Zonder wenn
Je laat wenn weg. Hierdoor moet wel je werkwoord aan het begin van de zin staan.
Bin ich hungrig, (dann) brauche ich Essen.
Manier 2: Nominal (dus met een zelfstandig naamwoord)
Je gebruikt een voorzetsel in plaats van wenn. De twee opties:
- Bei + Dativ
- Im Fall + Genitiv
Bei höheren Temperaturen steigt der Meeresspiegel.
Im Fall höherer Temperaturen steigt der Meeresspiegel.