Vul het juiste woord/de juiste woorden in op de lijnen:
1. Mijn
verjaardag is op 30 mei. - Mon ............................., c'est le 30 mai.
2. Mijn lievelingsvak is Engels. - Ma matière .........................., c'est l'anglais.
3. Ik heb een broer en een zus. - J'ai un .............. et une .....................
4. Ik doe aan zwemmen. - Je fais de la ........................................
5. Ik heb de film 'Intouchables' niet gezien. - Je ... ai ...... vu le film 'Intouchables'.
6. Ik hou van naar Youtube kijken. - J'aime ................... Youtube
7. Ik zit in de
tweede klas. - Je suis en ...............................