T8 21 22

Trede 8 Werkwoordspelling en kijken en luisteren

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 200 min

Onderdelen in deze les

Trede 8 Werkwoordspelling en kijken en luisteren

Slide 1 - Tekstslide

Periodedoel
Voeg het periodedoel t8 toe:
  • startdatum vandaag
  • streefdatum 23 mei
  • afronding 24 MEI

Slide 2 - Tekstslide

Afronding
1 toets werkwoordspelling op 24 mei.

Slide 3 - Tekstslide

Materiaal
  • Stencil werkwoordspelling
  • TIO-spelt werkwoordspelling
  • Portal kijken en luisteren 

Slide 4 - Tekstslide

0-meting

Slide 5 - Tekstslide

Les 1: Werkwoordspelling

Slide 6 - Tekstslide

Een werkwoord is:
A
Een ander woord voor het onderwerp
B
Een woord die een handeling aangeeft
C
Een woord die aangeeft welk werk iemand doet
D
Een woord die je weg kunt laten uit een zin

Slide 7 - Quizvraag

Welke woorden in deze zin is een werkwoord:
Die film heb ik vast al gezien.

Slide 8 - Open vraag

Schrijf zoveel mogelijk werkwoorden op!

Slide 9 - Woordweb

Slide 10 - Link

Wat gaan we de aankomende lessen  doen?
Herhaling van werkwoordspelling:
PV Tegenwoordige tijd
PV Verleden tijd
Voltooid deelwoord
Onvoltooid deelwoord

Slide 11 - Tekstslide

Deze les..

  • Werkwoordspelling tegenwoordige tijd 
  • Wanneer gebruik je een D, T of DT?

Slide 12 - Tekstslide

Persoonsvorm:
  • De persoonsvorm is een werkwoord dat in een zin van tijd kan veranderen en van getal.
voorbeeld:
Tijd: Ik eet een broodje / ik at een broodje 
Getal: De agent regelt het verkeer / de agenten regelen het verkeer

Let op! soms staan er meer werkwoorden in een zin. De PV is dan het woord dat verandert. In een samengestelde zin staan meer PV's.

Slide 13 - Tekstslide

Persoonsvorm + Onderwerp
  •  Bij een pv (persoonsvorm) hoort een ond (onderwerp). Het ond bepaalt hoe de pv geschreven moet worden.
  • Regel: Staat het ond in enkelv/meerv dan staat de pv ook in enkelv/ meerv
Voorbeeld: Pv  en ond
(enkelv) Ik loop naar het station  
(meerv) Wij lopen naar het station

Slide 14 - Tekstslide

De tegenwoordige tijd:
- Als je een zin in de TT (tegenwoordige tijd) schrijft, schrijf je iets over het nu of in de toekomst. 
- Werkwoorden kun je vervoegen om het woord goed in een zin te laten passen. Dit doe je met: ik, jij, hij/zij/het/u, wij, jullie, zij 

Voorbeeld: ik loop, jij loopt, hij loopt, wij lopen, jullie lopen, zij lopen. 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

UITZONDERING:
Bij sommige werkwoorden moet je even opletten:

1. De stam van beloven (belov) ziet er raar uit. Toch is belov echt de stam van beloven. Ik-vorm moet je aanpassen -> beloof
2. Sommige stammen wijken iets af -> staan (sta), zien (zie), doen (doe).

Slide 17 - Tekstslide

Opdrachten:
Maak de opdrachten over persoonsvorm tt
Neem onderstaande link over en plak deze in de adresbalk:
https://www.cambiumned.nl/theorie/spelling/werkwoordspelling/de-persoonsvorm-in-de-tegenwoordige-tijd/

Slide 18 - Tekstslide

Les 2 Werkwoordspelling

Slide 19 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
-werkwoorden verleden tijd
- opdrachten maken 

Slide 20 - Tekstslide

Verleden tijd:
De verleden tijd kan op 2 manieren worden gevormd: 
- door achter de ik-vorm de(n) of te(n) te zetten bij klankvaste werkwoorden (zwakke werkwoorden) werk - werkte
- door klankverandering bij klankveranderende werkwoorden (sterke werkwoorden) loop - liep 

Slide 21 - Tekstslide

Vervolg Verleden tijd
Meestal kun je wel horen of je in de verleden tijd de(n) of te(n) moet gebruiken. Lukt dat niet..? 
Gebruik dan: ' T EXKOFSCHIP

Regel van 't exkofschip: kijk naar de laatste letter van de stam (werkwoord - en). Als dat een x, t, k, f, s, ch of p is, schrijf je 
ik-vorm + -te(n). Zo niet, ik-vorm + -de(n) 

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Opdrachten:
Maak de opdrachten over persoonsvorm vt
Neem onderstaande link over en plak deze in de adresbalk:
https://www.cambiumned.nl/theorie/spelling/werkwoordspelling/de-spelling-van-de-persoonsvorm-in-de-verleden-tijd/

Slide 24 - Tekstslide

Les 3 Werkwoordspelling

Slide 25 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Herhaling TT en VT
  • Uitleg Voltooid deelwoord, infinitief en bijvoegelijk naamwoord.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Hoe vervoeg je een werkwoord (TT) met jij/hij/zij/het/u...
A
Met 'T Exfokschaap
B
Door de stam te zoeken
C
Stam + T
D
Stam + en

Slide 28 - Quizvraag

Goed of Fout: een sterk werkwoord verandert van klank
A
Goed
B
Fout

Slide 29 - Quizvraag

Schrijf de VT goed: Omdat Fee te laat bij het station aankwam,.... zij de trein. - (missen)

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Link

Uitleg infinitief, (on)voltooid deelwoord en (on)vdw als bijvoeglijk naamwoord
Als het werkwoord in een zin niet van tijd kan veranderen,  is het geen persoonsvorm. Welke werkwoordsvorm is het dan?
  • Infinitief
  • Voltooid deelwoord 
  • Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Slide 32 - Tekstslide

Infinitief
Als een werkwoord in de zin geen persoonsvorm en geen voltooid deelwoord is, maar wel op -en of-n eindigt, heb je waarschijnlijk te maken met een infinitief. De infinitief is het hele werkwoord.

- Voorbeeld: wij willen vroeg vertrekken / wij wilden vroeg vertrekken. Vertrekken kan niet van tijd veranderen en het is nog niet voltooid (anders vertrokken) dus is het een infinitief.
Let op: willen in de bovenstaande zin lijkt op een infinitief, maar is pv tt meervoud. Willen kan wel van tijd veranderen!

Slide 33 - Tekstslide

Voltooid deelwoord:
Het voltooid deelwoord heeft een aantal kenmerken:
  • Het geeft aan dat iets voltooid is (het is klaar of voorbij)
  • Het kan niet van tijd veranderen
  • Meestal staat er een hulpwerkwoord bij (hebben, zijn of worden)
  • Veel voltooide deelwoorden beginnen met de voorvoegsels ge-, be-, of ver- 

Het onvoltooid deelwoord is makkelijk: hele werkwoord + d(e) = spelen + d(e)
De spelende jongen

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Een zelfstandig naamwoord is een woord waar je de, het of een voor kunt zetten.
- Voorbeeld: Het grote huis, Het leuke idee, De gladde stoep enz...
Je kunt ook een voltooid deelwoord gebruiken als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Opdrachten:
Maak de opdrachten over het (on)voltooid deelwoord en (on)voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Neem onderstaande link over en plak deze in de adresbalk:
https://www.cambiumned.nl/theorie/spelling/werkwoordspelling/de-spelling-van-deelwoorden/

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Extra oefenen
Stencil werkwoordspelling

Slide 40 - Tekstslide