H5 Hoofdzaken en bijzaken

Hoofd- en bijzaken
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Hoofd- en bijzaken

Slide 1 - Tekstslide

Doel
In deze les leer je:
  • het verschil tussen hoofd- en bijzaken benoemen;
  • onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken van een tekst;

Slide 2 - Tekstslide

Wanneer is iets een hoofdzaak?
A
Als je de tekst ook kunt begrijpen zonder deze informatie.
B
Als je de informatie nodig hebt om de tekst te begrijpen.
C
Als je de tekst alleen interessant vindt door deze informatie.

Slide 3 - Quizvraag

Hoofdzaken
Elke geschreven of gesproken tekst gaat ergens over, dat is het onderwerp. 
Een tekst heeft ook een doel: informeren, overtuigen, instrueren of amuseren. 

Niet alle informatie is even belangrijk om dat doel te bereiken. Sommige informatie kun je weglaten. Informatie die echt belangrijk voor het tekstdoel is, noem je hoofdzaken
Zonder deze informatie kun je de tekst niet begrijpen. 

Slide 4 - Tekstslide

Bijzaken
Naast hoofdzaken bevat een tekst ook vaak bijzaken. Een tekst bereikt zijn doel niet zonder de hoofdzaken, maar kan zijn doel wel bereiken zonder de bijzaken

Voorbeelden en extra uitleg zijn bijzaken. Ze maken de tekst helderder of leuker. Bijzaken kun je weglaten.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is uit de onderstaande tekst de hoofdzaak?

Ik ben vandaag later in de les, want ik moet eerst naar
de tandarts.

Slide 6 - Open vraag

Is een hoofdzaak vaak een voorbeeld?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Je vindt hoofdzaken meestal aan het begin of aan het eind van een tekst.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Een tekst beantwoordt wie-, wat-, waar-, wanneer- en hoe-vragen over het onderwerp. Hoofdzaken geven antwoord op één van die vragen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de bijzaak?

Verschillende automerken, zoals Fiat, Audi en BMW,
hebben elektrische auto's.

Slide 10 - Open vraag

Schrijf het recept voor het koken van een ei en vul het recept aan met leuke feitjes over het ei.

Slide 11 - Open vraag

Einde

Slide 12 - Tekstslide